De journalistiek beet haar tanden in giftige werkculturen en het ontmaskeren ervan, een ontwikkeling die vijf jaar geleden onmiskenbaar in gang is gezet door de #MeToo-beweging. Zo werd intimidatie bij onder andere The Voice, Ajax, D66, DWDD en uitgeverij Prometheus aan het licht gebracht. Het belang van deze onderzoeken werd afgelopen zomer extra kracht bijgezet door het adviesrapport van de Raad voor Cultuur, die alle recente onthullingen ‘slechts het topje van de ijsberg’ noemde.
Maar onderzoek doen naar grensoverschrijdend gedrag is misschien wel net zo’n grijs gebied als het gedrag zelf. Wanneer bestempel je iets als grensoverschrijdend en wie heeft daar het eindoordeel over? Hoe ga je om met de pleger, met verdachtmakingen, en vooral: met de slachtoffers? Welke woorden gebruik je? Hoe voorkom je ‘trial by media’? Wanneer is een onderzoek publicabel en hoe ga je om met de druk van de buitenwereld wanneer geruchten de ronde doen? En hoe wapen je je tegen juicekanalen, die azen op antwoorden?
Soms leidt dat tot een misplaatste concurrentiestrijd, wat drie jaar geleden door ons programma Medialogica werd bestempeld als ‘een mediamijnenveld’. Dat mediamijnenveld was dit jaar heel even te bespeuren in de zaak-Arib, waarbij de Volkskrant en NRC in het begin vooral bezig leken te zijn met elkaars onderzoeken. Aan twee producties kan de journalistiek in het vervolg in elk geval een voorbeeld nemen. Boos hield naar aanloop van het The Voice of Holland-onderzoek de lippen stijf op elkaar ondanks alle druk van buitenaf om eerder te publiceren, evenals de Volkskrant in hun onderzoek naar DWDD, wat al maanden door de mediawandelgangen gonsde.