“Het valt mij op dat we niet gewend zijn om op een kritische manier naar gezondheid te kijken. We zien gezondheid als een heel neutraal gegeven. Toen ik begon met mijn onderzoek naar ras en diversiteit in de geneeskunde, was er weinig bekend over ongelijkheid binnen de gezondheidszorg. Gelukkig heeft een aantal pioniers in Nederland hun hele carrière gewerkt om die ongelijkheid aan te kaarten. Een goed voorbeeld is de cardioloog Angela Maas. Zij zei: ‘Hé, ons gezondheidssysteem is helemaal niet voor iedereen gelijk. Deze is namelijk helemaal ontworpen voor mannen. Vrouwen zijn hier verschrikkelijk de dupe van.’
Alana Helberg-Proctor (1984) onderzoekt de aannames die schuilgaan achter onze gezondheidszorg. Voor wie zijn onze apparaten ontworpen? En hoe gaan we om met de diversiteit van het menselijk lichaam? Haar conclusie: gezondheid is veel politieker dan we vaak denken. "Waar je wieg staat bepaalt zomaar of je tien jaar langer zal leven."
Hoe kijken we in Nederland naar gezondheid?
Het verbaast me dat we deze ongelijkheid in Nederland zo makkelijk accepteren. Terwijl ik het wel als een vorm van structureel geweld zie dat we in een wereld leven waarin bepaalde mensen voortdurend ongelijk worden behandeld. Dit besefte ik toen ik keek naar de Franse film I Am Not A Difficult Man. Daar wordt een man plotseling wakker in een wereld waarin de sekserollen zijn omgedraaid. Hij leeft dus plotseling in een wereld die is ontworpen door vrouwen voor vrouwen. In de film is er ook een moment waarop een vrouw uit die vrouwenwereld plotseling in zijn wereld wakker wordt. Toen realiseerde ik mij: dat ben ik. We leven nog steeds in een wereld die voor vrouwen structureel minder veilig is dan voor mannen.”
Je doet onderzoek naar ras en etnische diversiteit in de geneeskunde. Zie je daar ook ongelijkheid?
“Jazeker. Een goed voorbeeld vind ik dat bij het ontwerpen van medische technologieën, witte mensen vaak als uitgangspunt genomen. Er wordt geen rekening met etnische verschillen. Soms betekent dit dat de technologie minder goed werkt bij mensen met een andere etniciteit. Een goed voorbeeld is de vinger pulse oximeter, een apparaat dat wordt gebruikt om het zuurstofgehalte in het bloed te meten. Uit onderzoek blijkt dat deze bij patiënten met een donkere huid minder nauwkeurig is en vaker nalaat om een zuurstoftekort in het bloed te meten.”
Hoe staan we er in Nederland nu voor? Zijn we bewuster van ongelijkheid?
“Nou, ik zie wel een verschuiving in ons denken. Vroeger zagen we gezondheid vooral als een individueel probleem. Nu zien we steeds meer het belang van de maatschappelijke context en zijn we dus ook veel bewuster van ongelijkheid, want dat die zie je terug in onze gezondheid.
We beseffen steeds meer hoeveel vaststaat voordat je überhaupt geboren bent en nog maar één keuze hebt gemaakt. Dit zie je ook terug in beleid van de overheid. Er is bijvoorbeeld steeds meer aandacht voor de eerste duizend dagen voor iemands leven. Ik vind dat het ministerie dit heel goed aanpakt op het moment.”
Hoe komt het dat we zo lang weinig aandacht hebben gehad voor maatschappelijke invloeden op onze gezondheid?
“In Nederland zagen we gezondheid lang als een individuele kwestie. Volgens mij zit dit idee ook diep geworteld in onze cultuur. In het Westen koppelen we gezondheid aan het individuele lichaam en ook dat lichaam splitsen we weer enorm op: we zien het lichaam eigenlijk als een optelsom van allemaal losse organen, als een machine.
Bovendien hangt ons denken over gezondheid samen met het westerse mensbeeld van de homo economicus. We zien de mens als een individuele en rationalistisch figuur die zelf geacht wordt altijd de juiste beslissingen te maken over zijn eigen leven. Dit past goed binnen de politieke trend die lang heerste - en misschien nog steeds wel heerst - binnen de samenleving, waarin we individuen zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk willen houden.”
Hoe kijken ze in andere delen van de wereld aan tegen gezondheid?
“In de Oosterse geneeskunde heerst een veel sterker besef dat de mens geen geïsoleerd geheel is, maar altijd in relatie staat tot zijn omgeving. Zuid-Amerika vind ik ook fascinerend. Daar kennen ze namelijk een lange traditie van sociale geneeskunde. Een aantal decennia geleden stelden een aantal socialistische artsen daar de vraag: wat hebben mensen eigenlijk nodig om gezond te zijn? Zij zagen heel goed dat de grootste winst die je kunt behalen op gebied van gezondheid niets te maken heeft met het behandelen van een individu. Je kunt beter een hele samenleving behandelen. De meeste gezondheidsproblemen zijn namelijk secundair. Ze vloeien voort uit andere problemen zoals armoede, gebrek aan onderwijs en slechte leefomstandigheden.”
Moeten we eigenlijk allemaal gezond zijn?
“Nee, voor mij is dat geen vraag, natuurlijk niet. Ten eerste: wat is gezondheid? Wat maakt je gelukkig? Ten tweede, er is zoveel dat je niet zelf in de hand hebt. Dat heeft alles te maken met hoe je bent opgegroeid, met je genetische profiel. Moet ik het recht hebben om ongezond te zijn als het mij gelukkig maakt: absoluut.
Ik denk dat onze kijk op gezondheid grotendeels is bepaald door onze angst voor de dood. In Nederland geloven weinig mensen in een leven na de dood, dus we zijn voortdurend bezig om deze dood te vermijden. Nu vind ik dat begrijpelijk, maar ik hoop toch wel dat we de dood meer leren accepteren. Waar ik natuurlijk wel een probleem mee heb is dat die dood in Nederland ongelijk is verdeeld. Dat waar je wieg staat zomaar kan bepalen of je tien jaar langer zal leven.”
Het Filosofisch Kwintet over de maakbaarheid van onze gezondheid
Kijk aflevering 3: Gezondheidsdrift
Kunnen we meer grip krijgen op onze gezondheid, of is dat slechts schijn? Hoe werkt het maakbaarheidsdenken door in de zorg? En zijn we te veel bezig met onze gezondheid, of juist te weinig?
Presentator Clairy Polak spreekt hierover met chirurg Baukje van den Heuvel, hoogleraar filosofie en medische ethiek Ignaas Devisch, filosoof en voormalig Denker des Vaderlands Daan Roovers, en sociaalwetenschapper Alana Helberg-Proctor.
Zondag 24 juli om 12:10 op NPO 1.