'Iedereen participeert naar vermogen in de samenleving, en voorziet zoveel mogelijk het eigen onderhoud'. Dat was de kern van de zogeheten Participatiewet, die op 1 januari 2015 van kracht werd onder Rutte-II (VVD-PvdA), met aan het roer van het verantwoordelijk ministerie Lodewijk Asscher (PvdA) en Jetta Klijnsma (PvdA).
De wet verving de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), uit de jaren zestig. De WSW krreeg in de jaren negentig nog een update, maar in de jaren tien van deze eeuw werd de wet vooral te duur en niet meer van deze tijd geacht. "Toen de crisis uitbrak moest er worden bezuinigd, en toen was deze groep de pineut," zegt Arjen Vliegenthart (SP) in 2018 Zembla. Vliegenthart was ten tijde van het invoeren van de Participatiewet wethouder in Amsterdam.
De Participatiewet moest ervoor zorgen dat iedereen een inkomen had en als het even kan in het bedrijfsleven. Zo min mogelijk mensen mochten nog gebruik maken van een bijstandsuitkering. De bijstand, het allerlaatste sociale vangnet, was alleen bedoeld voor mensen die echt niet konden meekomen in de samenleving.
Daarmee werd een einde gemaakt aan sociale werkplaatsen. Wie daar nog werkte, mocht blijven, maar er mochten geen banen meer bij. Voortaan moest iedereen aan het werk in het bedrijfsleven.