In het kielzog van het virus: moedeloosheid. Het was er vast ook al voor het virus. Moedeloosheid vergezelt soms de vele stille uren die ik aan mijn promotieonderzoek besteed, waarin ik, ondanks dat het over kunst gaat, boek na boek en artikel na artikel allerlei afschuwelijke feiten tegenkom.
Bijvoorbeeld over hoe het Aralmeer, ecologische ramp avant la lettre, is opgedroogd. Dat kwam niet alleen door de Sovjet-Unie, maar ook omdat Slavische Russen de Aziatische 'woestijn' als een gevaar zagen, en haar bewoners als minderwaardig. Ze zagen niet hoe deze nomaden onderdeel waren van een precair ecosysteem — de steppe — waarover ze veel kennis bezaten over hoe daarin en daarmee te leven. Over hoe er veel eerder door de Europeanen eenzelfde soort retoriek werd toegepast op de oorspronkelijke bewoners van de 'nieuwe wereld'.
Of, iets heel anders maar toch verbonden, over hoeveel plastic er in de oceaan rondzwerft en hoe dat materiaal alles in die mysterieuze oceaan, levend en niet levend, doordringt, verandert, of verstikt.