Het is vrijdagmiddag en Marieke de Beurs (41) staat in het atelier van haar moeder op Texel. In het midden van de ruimte ligt een deksel van een uitvaartkist van ongelakt populierenhout. De deksel bevat een voorgefreesde illustratie van de zee. Een meeuw zit op een strandpaal, een bootje dobbert op het water en de vuurtoren houdt toezicht. “Mijn vader, Walter Brommersma, zeilde veel,” zegt Marieke. “Hij was een echte Texelaar. De zee hoorde bij hem.”
Het gezin staat om de deksel, met verfkwasten in de hand. Oma Texel schildert met haar kleinkinderen (acht en tien) de zee in alle tinten blauw. Marieke kleurt de vuurtoren. Haar zus en de kinderen geven de lucht een geel-roze gloed en maken het strand goudkleurig. Tante schildert de zon.
Dochter Lieve laat het Waddenlied van Jochem Meijer uit de boxen klinken. Omdat je de zee aan alle kanten tegenhoudt / omdat jouw vuurtoren ‘s nachts over me waakt / omdat je naar zand ruikt en naar zout. Er wordt gedanst om de beschilderde deksel. Iedereen kijkt vol trots naar het eindresultaat. En hoe ver ik ook reis / of waar ik vandaan kom / ik kom altijd uit bij jou. Marieke hoort haar vaders stem: “Dit hebben jullie mooi gedaan.”