In 2013 was de Rana Plaza-ramp. Door de instorting van deze enorme kledingfabriek in Bangladesh vielen er meer dan duizend doden. Het zorgde voor veel ophef: vakbonden en bedrijven kwamen in opstand, en er was veel pers. Uiteindelijk hebben de bedrijven – die de kleding in Bangladesh laten maken – het zogenaamde Bangladesh Akkoord gesloten. Er kwam nieuwe regelgeving en er moest veilig gewerkt worden.
Ik ben zelf naar Bangladesh geweest en undercover gegaan. Voor het programma De slag om de klerenwereld heb ik gedaan alsof ik kledinghandelaar was. Ik bezocht fabrieken met verborgen camera, en ik zag allerlei nare dingen: fabrieken met veel brandgevaar en fabrieken waar mensen onbeschermd met chemicaliën of met verf werkten. Wat interessant was, is dat je enerzijds de officiële fabrieken hebt, die worden gecontroleerd in het kader van het Bangladesh Akkoord. Anderzijds heb je heel veel kleine onderaannemers in achterafstraatjes met naaiateliers waar kinderen pailletjes naaien en met gevaarlijke stoffen werken. Die bleven buiten zicht van de controleurs. Ik ben ook in een modelfabriek geweest. Zo'n fabriek voldoet aan alle eisen van hett Bangladesh Akkoord. Het leek wel alsof de Nederlandse Arbodienst langs was geweest. Zo perfect was het. Volledig hygiënisch, overal hingen bordjes over handen wassen, en waarschuwingen voor het stoten van je hoofd. Perfect. Echt fantastisch. Maar nu de angel.
Het rare is dat die fabrikant tegen me zei dat hij tonnen had moeten investeren. En dan denk je natuurlijk: logisch. Maar dan is het ook logisch dat wij daarvoor betalen, dat we iets meer betalen voor de kleding die we dragen en dat ook de textielbedrijven er meer voor betalen. Maar dat is niet zo. Dus die fabriekseigenaar moest dus eigenlijk kleding tegen hogere kosten produceren en verdiende er minder aan. Ondertussen kloppen wij onszelf op de borst, en zeggen we: 'We hebben het Bangladesh Akkoord. Het is allemaal geweldig geregeld.' En wij kunnen ons dan moreel superieur voelen, terwijl we in feite niets aan de situatie veranderen zolang we niet meer betalen. Een bijkomend probleem is dat bedrijven zich genoodzaakt voelen om het akkoord na te levem, maar dat eigenlijk niet kunnen. Dan gaan ze toch weer naar tussenaannemers, of naar die kleine bedrijfjes die niemand ziet, en vervolgens kunnen we toch op diezelfde mensonterende manier doorgaan.
De concurrentie in de kledingindustrie is moordend. Ik heb gezien hoe handelaren in Bangladesh onderhandelen over een paar centen meer of minder, voor heel veel kleren. Ik heb dat zelf ook aan den lijve ondervonden, toen ik me voordeed als handelaar en met een fabrikant sprak. Een heel naar moment in mijn leven. Ik heb de duimschroeven toen aangedraaid, zodat hij mij sweatshirts verkocht voor een belachelijk laag bedrag. Toch ging hij ermee akkoord. En het was duidelijk dat hij gewend was dat het op die manier ging. In dat licht is zo'n Bangladesh Akkoord, waarin we zeggen dat we willen dat er netjes en veilig gewerkt wordt, een beetje hypocriet als we er geen financiën tegenoverstellen. Onlangs is bekend gemaakt dat Bangladesh van het akkoord af wil, en zelf de fabrieken wil controleren. Daar kun je natuurlijk ook weer allerlei vraagtekens bij stellen.
Als je een spijkerbroek koopt voor een paar tientjes, of een leverworst van 62 cent, moet je je afvragen hoe het kan dat het zo goedkoop is. We vragen ons vaak af hoe het kan het dat iets zo duur is, als we door een winkel lopen. Maar een veel belangrijkere vraag is waarom het zo goedkoop is. Als iets heel erg goedkoop is, dan weet je dat iets of iemand er de dupe van is. Dan weet je dat er mensen voor zijn uitgebuit. Dan weet je dat er met het milieu gesjoemeld is, of je weet dat er rommel in de producten zit. In het geval van zo'n leverworst is dat allemaal het geval. Wees dus niet alleen een kritische consument, maar ook een kritische burger. Kies niet altijd de goedkoopste optie, informeer je hoe dingen gemaakt zijn, protesteer en probeer ook de politiek en de producenten op te schudden. Zo zorgen we samen voor betere arbeidsomstandigheden.