Wat mij ook zo aanspreekt aan Goffman: als socioloog praat hij vooral over rollen, en niet over identiteiten. Voor Goffman heb je niet bij geboorte een persoonlijkheid, of een zelf – die krijg je gaandeweg dankzij de rollen die je speelt. Het zelf is bij hem dus een product van je omgang met andere mensen, en niet de oorzaak ervan.
Ik ervaar dit zelf als een bevrijdende gedachte. Een individu à la Goffman is een acteur op het openbare toneel die zichzelf begrijpt als round character. Zo'n individu krijgt persoonlijkheid als het zichzelf heeft leren kennen en leren duiden in meerdere situaties, en voor zichzelf rollen heeft ontwikkeld die het zowel tonen als beschermen.
Goed (zo kan je denken), en wat heeft dit nu met eenzaamheid te maken? Het inzicht dat Goffman me brengt, is dat je ook een verkenning van eenzaamheid niet moet laten aanvangen bij een innerlijke kern, of een identiteit, of een waar zelf, of wat dan ook. Klap de hele gedachtegang om. Erken dat bij uitstek mensen nadenken over hoe ze overkomen en start met het fenomeen performance.
Zodra je dat doet, krijg je oog voor een tragische situatie: er is altijd ruimte tussen onze performance en onze potentie. Principieel. Geen van je rollen gaat namelijk ooit helemaal tot uitdrukking brengen wat je allemaal zou kunnen zijn. Sommigen van ons voelen dat bij tijd en wijle sterk, en lijden daaronder. Zij voelen dan dat iets in hen niet tot uitdrukking komt. Dat iets in hen niet wordt gekend en verkend (zelfs niet door henzelf). Zij weten: iets in mij is eenzaam.