Stephanie van Witzenburg merkt in haar dagelijks leven dat er een keerzijde zit aan het eenzijdige beeld dat in de televisieprogramma's wordt neergezet. Haar dochter Anna heeft het downsyndroom ‘maar anders dan op televisie’. ‘De meeste mensen hebben toch een bepaald beeld van het syndroom van Down. Dat is logisch. Je hebt natuurlijk heel veel televisieprogramma's momenteel en je ziet eigenlijk nooit iemand met downsyndroom in een rolstoel of met zoveel bijzonderheden als mijn dochter. Ze maakt op een hele andere manier contact. Anders dan dat we op televisie zien, waar hele open, vaak blije mensen met syndroom van Down worden afgebeeld. Dat is Anna ook, maar wel anders.’
De beeldvorming door televisieprogramma's beïnvloedt niet alleen de buitenwereld, maar ook dat van Witzenburg en haar man. Hun dochter lijkt anders dan de mensen met down die ze van televisie kennen. ‘Hoe kan het dat Anna niet die blije, vrolijke dame is? Hoe kan het dat zij níet loopt? Hoe kan het dat zij de gebaren níet oppakt? Hoe kan het dat zij níet praat? En zo hadden wij zoveel vragen. Toen Anna een jaar of twee was, zijn we begonnen met een zoektocht naar diagnoses die echt jaren geduurd heeft.’
Witzenburg en haar man zochten naar een reden waarom Anna anders ontwikkelde dan de beeldvorming die ze kenden van de televisie en tijdschriften. ‘Als wij hadden geweten dat downsyndroom er ook zo uitziet als het leven met Anna nu, dan waren we niet zo lang doorgegaan in het zoeken van diagnoses. Ik denk dat wij drie jaar verspild hebben met het zoeken naar wat er aan de hand was. Niemand heeft ons verteld dat down ook zo kan zijn.’