Vandaag wil ik een monumentje oprichten voor mijn journalistieke baken in tijden van corona. Ik doe het juist nu, omdat de man die tot nu toe een veel zwarter scenario schetste dan ik in mijn stoutste dromen kon denken, hoopvollere signalen begint uit te zenden. Maar daarover zo meteen meer.
Ik wil het hebben over Donald McNeil jr., wetenschapsjournalist van The New York Times. In de dagen dat viroloog Ab Osterhaus en RIVM-baas Jaap van Dissel corona nog een griepje noemen, en ik zelf nog handenschuddend en knuffelend de wereld afstruin, voorspelt McNeil al hoge sterftecijfers, isolatie en lockdowns. Het vervelende is dat zijn alarmistische scenario tot op de dag van vandaag steeds uitkomt.
Als je zijn stukken leest en zijn verhalen hoort, heb je steeds het gevoel dat je achterloopt. Ook bedrijft hij corona-onderzoeksjournalistiek die ik in Europa nauwelijks aantref. Als Donald Trump de wereldgezondheidsorganisatie WHO beschuldigt van wanbeleid ("Door hun schuld zijn zo veel doden gevallen"), concludeert hij na diepgravend onderzoek: "De WHO heeft op basis van onderzoek en cijfers oordeelkundiger en sneller op de uitbraak gereageerd dan de meeste nationale overheden."