In zijn boek Wij Zijn Ons Lichaam pleit Houterman voor het verleggen van de focus op het brein naar het lichaam. Volgens de filosoof, zelf fervent amateurwielrenner, is het plaatsen van het brein boven het lichaam een denkfout. We spraken hem over hoe dit denken individualisme in de hand werkt en wat de sporter ons - in de laatste week van de Olympische Spelen - kan leren over het lichamelijke 'in de wereld zijn'.
Vooraf twijfelde Aldo Houterman of de Olympische Spelen, het grootste sportevenement ter wereld, wel door moesten gaan tijdens de coronacrisis. Inmiddels is hij om: "Deze Spelen zijn uniek omdat sporters in opstand zijn gekomen tegen het oude systeem. Dat roept de vraag op: hoe ziet de sport van de toekomst eruit?"
Wat gaat er volgens jou mis als we denken dat we louter ons brein zijn?
"In de hele geschiedenis van de Westerse filosofie speelt de ontkenning van lichamelijkheid een grote rol. Over lichamelijkheid wordt gedacht als veroorzaker van ziekte, kwelling en pijn. Daarom is de essentie van ons Zelf in de wetenschap en in de filosofie vaak gelegd in de geest of de ziel. In de dialogen van Plato is het lichaam eigenlijk een ontkenning van wie wij zijn. En dat is ook best wel begrijpelijk, door ziekte, oorlog of epidemieën is het lichaam iets waar je niet afhankelijk van wil zijn.
Maar ook in het huidige Wij Zijn Ons Brein-denken van denkers als Dick Swaab en Erik Scherder staat het lichaam nog steeds heel erg in dienst van het brein. Het probleem daarmee is dat impliciet gezegd wordt dat het lichaam ondergeschikt is aan het brein. In de neurowetenschappen – en zo ook in het boek van Dick Swaab – wordt het brein voorgesteld als een soort commandotoren die de rest van het lichaam aan zou sturen.
Dat laat onderbelicht dat het brein is ingebed in het lichaam. Neuronen lopen door het hele lichaam, het is dus heel lastig voor te stellen dat er één controleur is. En kinderen die opgroeien gebruiken niet alleen hun brein, maar ook hun lichaam. Mijn dochter leert tellen door daarbij haar vingers te gebruiken, ze gebruikt haar lichaam net zozeer als haar brein.
Het tweede belangrijke punt is dat de focus op het brein zorgt voor wat in de filosofie solipsisme wordt genoemd: het idee dat alleen ik besta. Als je de wereld ziet als bestaande uit louter breinen dan ga je mensen zien als afgesloten individuen. Als iemand een psychisch probleem heeft, dan zijn we geneigd om voor te stellen dat het probleem in het brein ligt van dat specifieke individu. Dat veronachtzaamt de sociale interactie die we met elkaar hebben en dat we elkaar nodig hebben. Dat we als sociale wezens afhankelijk zijn van elkaar om te zijn wie we willen zijn."
Is jouw theorie in die zin dan ook maatschappijkritiek?
"Jazeker, in veel wetenschappelijke en filosofische literatuur mis ik het lichaam. Dat viel me pas op toen ik een aantal moderne filosofen ging lezen die lichamelijkheid wél centraal stellen. Ik vind het belangrijk om de vraag te stellen welke rol het lichaam speelt in wie we zijn.
In Silicon Valley wordt het lichaam compleet ondergeschikt geacht; het wordt voorgesteld alsof je een machine bent die handelt op basis van een programma. Je ziet dat in de film The Social Dilemma heel goed: de socialmediabedrijven stellen ons voor als een brein, en door middel van beelden kan je dat brein manipuleren tot handelen.
Maar het lichaam is iets dat we zelf kunnen ontwikkelen, dat we zelf in beweging kunnen zetten. In dat opzicht gaat er ook een bepaalde autonomie of kracht van het lichaam uit, wat ook een tegengewicht kan bieden tegenover die controlerende mechanismes en gedachtes van die grote techbedrijven. Dat is een manier om die lichamelijkheid in te zetten met een maatschappelijk doel."
"Zelfs in de sport, toch meestal een fysieke bezigheid, komt een beeld naar voren dat de mens vooral mentale kracht heeft. Er moet in de verslaggeving een bepaalde uitleg komen over waarom iemand een prestatie heeft behaald. Deze uitleg is vaak heel eendimensionaal. Dan staat er op de voorpagina van een krant bijvoorbeeld een uitleg van een prestatie vanwege een psychische instelling.
Volgens mij kan je daar heel anders over denken en doe je met zo’n uitleg geen recht aan de complexiteit van het sportende lichaam. Wat ik interessant vind is: wat laat de sporter zien over wie we zelf zijn? Of een sporter nou aan een teamsport of een individuele sport doet, hij of zij staat altijd in relatie tot zijn omgeving. Die contextafhankelijkheid van het lichaam komt in de sport mooi naar voren."
Laat de sport ook iets zien over onze maatschappij?
"Die instrumentalisering van het lichaam zie je zowel in de klassieke filosofie als in de moderne commercialisering van de sport. En Hitler gebruikte ook de Olympische Spelen voor een politieke agenda, het lichaam van de sporter wordt dan ingezet als symbool voor de kracht van de natie.
Wat mij betreft zijn dit oude systemen die het lichaam louter als instrument zien, waarin weinig aandacht is voor de ervaring van de sporter zelf. Daartegenover leg ik de nadruk op het lichaam dat voor zichzelf denkt. Tijdens deze Spelen zien we veel meer protest op dat oude systeem vanuit de sporters."
Op de Spelen won BMX-er Niek Kimmann goud terwijl hij rondfietste met een scheurtje in zijn knieschijf. Geloof je dat het een mentale kwestie was waarmee hij zijn lichaam kon controleren en de pijn vergeten, of vind je de nadruk op zijn mentale houding overdreven?
"Ja, heel erg. Het onderscheid tussen mentaal en fysiek is iets dat ook in de geneeskunde heel erg heerst. Als de dokter jouw pijn in je lichaam niet kan aanwijzen, dan zit het tussen de oren en is het mentaal. Maar dat wil niet zeggen dat het niet lichamelijk is. Ik zou zeggen dat het dan meer complex is en gaat over het hele lichaam.
Hetzelfde zie je bij de sporters. Er wordt nu veel meer gepraat over mentale problemen en het is een agendapunt geworden om daar op te letten. Maar ook de mentale problemen gaan over het hele ofwel het globale lichaam. Dus hoe voelt iemand zichzelf aan, hoe beweegt iemand in de context van het lichaam?
Als we daar het label mentaal op plakken, ben ik bang dat het lichamelijke helemaal vergeten wordt. Neem naast Niek Kimmann bijvoorbeeld Sifan Hassan, die goud haalde op de 5000 meter nadat ze eerder die dag gevallen was op de 1500 meter. Je kan zeggen dat het mentale weerstand is waardoor ze de race won, maar als je valt komt er ook veel adrenaline vrij. Het is niet direct aan te wijzen wat het met het lichaam doet, of het aan de adrenaline ligt of aan het adaptievermogen van het hele lichaam. Het zijn meerdere systemen. Uiteindelijk bepaalt het hele lichaam mee met wat er in het brein gebeurt."
Wat viel je op aan de zilveren 'comeback' van wielrenner Tom Dumoulin op de tijdrit van de Olympische Spelen?
"Ik schreef over Dumoulin toen hij nog in topvorm was, voor zijn tijdelijke stop vanwege toenemende twijfels over het topsportbestaan. Door de bewegingswetenschap werd hij heel erg als machine gezien: zijn team had een bepaald programma opgesteld dat hij steeds moest uitvoeren, en daarom zou hij tijdritten winnen. In interviews werd telkens benadrukt dat Dumoulin won omdat hij dat plan had uitgevoerd. Daar zit een heel instrumentalistische gedachte achter van een sporter die alleen uitvoert wat hem wordt opgedragen.
Het lichaam is het instrument, maar hoe een sporter zich voelt, hoe hij een ritme vindt, hoe hij zijn creativiteit kwijt kan, al deze elementen zijn niet van belang volgens zo’n lezing. Het interessante is dat Dumoulin daar zelf tegenaan lijkt te zijn gelopen: dat hij steeds als machine werd benaderd. Daardoor vond hij het niet meer leuk en stelde hij zichzelf de identiteitsvraag: wie ben ik? En vind ik wielrennen nog leuk als het alleen gericht is op die prestatie of dat trainingsschema?
Van tevoren had ik grote twijfels bij de Spelen vanwege de coronasituatie. Moet je de Spelen wel organiseren in een land en een wereld waar de coronacrisis nog niet voorbij is? Maar nu ik aan het kijken ben, zie ik ook wel de positieve kanten van het evenement. Ik zie echt dat sport in ontwikkeling is. Je ziet nog heel veel oude reflexen, bijvoorbeeld rond de Wit-Russische atlete Timanovskaja. Ze was het niet eens met haar trainer en werd naar huis gestuurd. Op het vliegveld heeft ze een Pools visum aangevraagd. Daarin zie je dat de sport in opstand komt tegen het oude systeem waarin sporters louter als machine worden gezien die moeten uitvoeren wat hen wordt opgedragen."
Wat bedoel je met het oude systeem?
"Sport zit in een enorm vastgeroest systeem. Iedereen heeft verwachtingen van wat sport is en wat het zou moeten zijn. En ik denk dat het op dit moment heel ongezond is. Er is veel problematiek, zoals doping, intimidatie en matchfixing. De sport wordt gedomineerd door grote, kapitaalkrachtige bedrijven.
De Franse filosoof Michel Serres schrijft dat die bedrijven die claimen het alleenrecht op sport te hebben op een gegeven moment als de dinosauriërs verdwijnen, en dat de kleinere organismen dan overblijven. Ik ben heel benieuwd hoe we de sport weer klein kunnen denken, bijvoorbeeld welke lokale initiatieven er in een wijk ontstaan. Welke nieuwe ideeën ontstaan er over sport en hoe geven deze ideeën voeding aan hoe de sport in de toekomst in dienst kan staan van onze lichamelijke en geestelijke gezondheid?"
Hoe ziet de sport van de toekomst eruit?
"In de oude systemen wordt er gezegd tegen sporters hoe ze zich moeten gedragen en moeten zijn. En dan geef je ze daarna een podium om te presteren. Daar is steeds meer protest tegen. Kijk bijvoorbeeld naar gendervraagstukken, zoals bij de transgender gewichthefster Laurel Hubbard die moest bewijzen dat ze een vrouw is. Je kan de vraag stellen of ze dat wel zou moeten bewijzen. Kijk naar de beachhandbalsters die een boete kregen omdat ze een langer broekje aantrokken dan in de reglementen was vastgelegd. Dat zijn nog de overblijfselen van een patriarchaal systeem.
Kijk ook naar het protest tijdens het EK-voetbal tegen de anti-LHBTQ-wetgeving in Hongarije. Dat voetballers achter dat protest gaan staan, dat is iets dat ik vier jaar geleden niet voor mogelijk had gehouden. Dat werpt bij mij de vraag op: welke sport is verantwoord? Kunnen we sport zodanig organiseren zodat het niet alleen op kapitaal en spektakel gericht is, maar ook ten dienste staat van ons lichaam en de gezondheid van dat lichaam?"
Bij sportclubs werken tegenwoordig veel vaker naast fysieke trainers en fysiotherapeuten ook mental coaches. Vind je de psychologisering van de sport een vooruitgang?
"Mental coaches zijn tegenwoordig erg beïnvloed door de filosofie van het stoïcisme. Mark Tuitert schreef bijvoorbeeld een boek over de stoa. Het stoïcisme betekent eigenlijk dat je een cocon moet creëren en je moet afsluiten van de invloeden van buitenaf. Dat wereldbeeld is sterk deterministisch, het idee dat je niks kan veranderen aan je omgeving, alleen aan je mentale staat.
Daarin wordt weer het onderscheid gemaakt tussen lichaam en geest. De geest is belangrijker dan het lichaam, dat juist in contact staat met de wereld. Maar van een sporter kan je niet eisen dat hij of zij zich terugtrekt in een cocon. Er zijn zo veel dingen aan de gang, niet alleen in de sportwereld maar ook daarbuiten. Denk aan politieke ontwikkelingen, globale opwarming of de pandemie. Daar heeft een sporter zich ook toe te verhouden. Ik zou liever willen zien dat de sporter meebeweegt met de bewegingen die al gaande zijn.
Dat is het mooie aan sport: het stelt beweging altijd centraal. Dus het laat zien hoe we kunnen meebewegen, hoe we creatief kunnen zijn in die beweging en hoe die beweging ook elastisch is. Dat we onze bewegingen ook kunnen trainen, en dat sport je iets kan leren over hoe we zelf bewegen, in sport en in de samenleving.
Ik ben veel meer voor sport als een open systeem. Het heeft altijd invloeden van buitenaf en zo’n cocon is alleen maar een illusie. Die wellicht nodig is voor de topprestatie, maar daar kunnen we ook weer de nodige vraagtekens bij stellen. Is het namelijk wel wenselijk als de sport zich afsluit van de wereld waaruit zij voortkomt?"