Dit essay verscheen eerder in Human Magazine, speciaal voor vrienden van Human. Ook vriend worden? Dat kan al vanaf €7,50.
Als kleine jongen zag schrijver en columnist Erdal Balci hoe in zijn land van herkomst de klassieke fascisten de revolutie met harde hand neersloegen. Veertig jaar later bespeurt hij in een wereld zonder idealisme een nieuw soort fascisme. Een fascisme dat jongens als Saïd Zankoua vermoordt in een doodgewone Utrechtse wijk.
Iedere despoot ontwikkelt zijn spieren op een dieet van matige denkers en gehoorzame massa. Ik was net tien toen ik in ons stadje in het oosten van Turkije meemaakte dat een deel van de jongeren opstond voor meer democratie en vrijheid.
Voor het eerst in duizend jaar was de jeugd in de ban geraakt van een hoogst dynamisch denkproces dat zou moeten leiden naar het einde van armoede, ongelijkheid en onrecht. Het was eind jaren zeventig, ik was kind en besefte niet hoe bijzonder deze ontwikkeling was. Nieuwe denkbeelden, nieuwe ideeën, nieuwe argumenten hingen in de lucht. Zoals we heimelijk zonnebloemvelden betraden en de meest rijpe vruchten onder onze hemden verborgen, zo kon je een jongerenvereniging binnenlopen, kennismaken met de meest revolutionaire ideeën en verrijkt naar huis gaan.
Ik moest een volwassen man worden om te beseffen dat die onovertroffen vreugde in de ogen van die scholieren en studenten de vrucht was van wat wij ‘denken’ noemen. Als kind, elf jaar inmiddels, maakte ik ook mee hoe tirannen reageren op uitzonderlijke hersenactiviteit bij het volk. In de maand september van 1980 grepen de militairen onder leiding van generaal Kenan Evren in, gooiden duizenden politiek actieve jongeren in de gevangenis, martelden hen jarenlang en lieten tientallen van hen executeren.
Vader kwam in die verschrikkelijke maand naar Turkije en bracht ons halsoverkop naar Nederland. Maar, hoe ver ik ook verwijderd raakte van de jongeren van het moederland, ik ben nooit vergeten dat alleen kritisch denkende, ideeën-producerende jongeren meeliepen in die kleine antifascismedemonstraties in die kleine, armoedige stad. De despoten wisten dat het denken en de vreugde van het kunnen denken de grootste bedreigingen waren voor hun regime. Ze doofden dat mooie licht in die herfst.
Dichten werd onmogelijk
In Nederland las ik over Anne Frank. Eerst was ik in de veronderstelling dat een moordzuchtig, planloos beest puur voor zijn genot door Europa had getrokken om Anne en andere miljoenen onschuldige mensen kapot te maken. Nadat ik een door de nazi-propagandaminister Joseph Goebbels geschreven passage onder ogen kreeg, begreep ik dat Anne Frank door dezelfde ideologie de dood was ingejaagd als de jongeren in mijn land van herkomst.
Goebbels schreef: "Onze tegenstanders hebben geen enkele kans meer tegen ons. In hun geschreven propaganda laten ze namelijk de ruimte open voor de mensen om na te denken. Bij ons daarentegen krijgen de mensen, dankzij het lichamelijke ritme van onze taal, daar nooit de tijd voor ..."
De nazi’s hadden niet alleen Anne Frank en haar miljoenen lotgenoten vermoord, ze hadden ook een aanslag gepleegd op de wil van de mens om te denken, en dat denken om te zetten in een soeverein leven. Hun terreur moet dusdanig verlammend zijn geweest, dat filosoof Theodor Adorno stelde dat na Auschwitz gedichten maken – de meest esthetische vorm van het denken – onmogelijk was geworden.
Ik moest Joden uitschelden
In de jaren tachtig was Nederland nog steeds het dier dat zijn oorlogswonden aan het likken was. Adorno was inmiddels meer dan tien jaar geleden gestorven, ik was een tiener en zat op een dag op het Bankaplein in Utrecht naar jongens te kijken die een potje voetbal speelden. Naast mij stond een Marokkaanse moslim, met wie ik aan de praat raakte.
Op een gegeven moment hadden we het over de Joden. Zodra ik zei dat ik niets tegen Joden had, sloeg hij mij in mijn gezicht. Ik moest mijn woorden terugnemen en als Turkse moslim onmiddellijk Joden uitschelden. Ik zei dat ik geen moslim meer was en maakte kennis met zijn linkse hoek op mijn voorhoofd.
De andere jongens kwamen erbij staan, moedigden de jongen aan om de ‘verrader’ nog harder te slaan en zo belandde ik na een schop in mijn buik op de grond, naar adem happend.
Nu ik terugblik op die tijd meen ik van geluk te mogen spreken dat ik er met een paar flinke klappen vanaf ben gekomen. Na de migratie naar Nederland bleken geloof, traditie, ritueel en dogma namelijk oppermachtig, alle denkbeelden van het nieuwe land ten spijt.
In een paar jaar tijd werd iedereen die mij dierbaar was door het religieuze patriarchaat voor de rest van hun leven in de boeien geslagen. Kinderen werden uitgehuwelijkt, ze bloedden op de tafels van het besnijdenisritueel. De meisjes namen afscheid van hun broeken, vijf jaar later liepen ze met doeken om hun haren, ze werden doodgeschoten omdat ze op de verkeerde personen verliefd werden.
De Koranscholen puilden uit van kleine jongens. Imams namen een prominente rol in in het leven van mijn voorheen seculiere ouders. Mensen onderdrukten hun seksuele aard om verstoting door de rest te voorkomen. De hoop dat Nederland zou ingrijpen, viel aan diggelen toen ik begreep dat ons nieuwe land de religieuze instellingen die ons gevangen hielden, meefinancierde.
Saïd moest het alleen redden
Het waren de jaren negentig, Saïd Zankoua werd geboren in een snel globaliserende wereld. Saïd groeide op in de stad waar ik als student journalistiek stukjes begon te slijten aan kranten en tijdschriften. Wereldwijd gingen de deuren wagenwijd open voor de multinationals.
Het waren de jaren waarin de welvaart in de ontwikkelde wereld veilig werd gesteld door de mensen in de productielanden hongerlonen te betalen. We. leefden in de jaren dat het ideaal van solidariteit die over grenzen reikte zelfs door links was vergeten. In de zoektocht naar de goedkoopste arbeid reisden bedrijven van het ene naar het andere land en zo dreef de wereld op deze dynamiek van het ‘reizende’ geld.
Er was een keerzijde aan dit optimistische verhaal. De extra welvaart in de westerse wereld en de broodnodige groei in de derde wereld kon alleen gewaarborgd worden op voorwaarde dat die niet in de weg gezeten zouden worden door onrust. Liever geen idealisme en protest.
In deze nieuwe wereldorde werd Saïd Zankoua, zoon van Marokkaanse ouders in de Utrechtse wijk Kanaleneiland, zich gewaar van zijn homoseksuele gevoelens. Maar Saïd moest, omringd door fascisten uit zijn eigen gemeenschap en door de politiek-correcte harteloosheid van de rest van het land, het alleen zien te redden.
Kritiek werd taboe
In Kanaleneiland werd Saïd Zankoua door zijn Marokkaanse buurtgenoten veel harder geslagen dan ik destijds op het Bankaplein. Zo hard dat de jongen er epileptische aanvallen aan overhield. Noch de overheid noch de Nederlandse bevolking kwam op voor Saïd en de andere slachtoffers van het nieuwe fascisme.
Iedereen van wie je zou verwachten dat die zich over Saïd en zijn lotgenoten zou ontfermen, bleef doodstil, verlamd door de politiek-correcte propaganda. Durfde je iets te zeggen over Saïd en de relatie van zijn leed met de cultuur waaruit hij kwam, dan was jij fout. Want: alle culturen zijn gelijk en wie zijn wij om er een oordeel over te vellen?
Zo werd respect afgedwongen voor groepsvorming op grond van religie, geboorteplaats en sekte. Kritiek op deze ‘identiteiten’ werd tot taboe verklaard. Mensen die misstanden wilden aankaarten werden door de politiek-correcte meute tot stilzwijgen gedwongen. Zo werd een wereld zonder idealisme gecreëerd.
In dit nieuwe mondiale regime schoven de verschillende gemeenschappen en de verschillende culturen naar elkaar toe en vonden de grote massa’s elkaar in de warme luiheid van het middelmatige denken. Onder goedkeuring van het grootkapitaal ruilde de mens zijn hoop op ontwikkeling, gelijkheid en rechtvaardigheid in voor rust en consumptie.
Uitdrijven van onreine gevoelens
In deze hoogst roerige tijd die niet roerig mag heten, werd Saïd Zankoua door zijn familie een keer naar Frankrijk gebracht met het doel zijn ‘onreine’ gevoelens door een islamitische geestelijke uit zijn lijf te laten drijven. Hij werd daar mishandeld door de charlatan, de jongen schreeuwde het uit van de pijn, maar iedereen was opgelucht omdat de boze geesten blijkbaar zijn lichaam verlieten.
Terug in Utrecht zocht Saïd zijn toevlucht in een afgezonderd appartement in de wijk Overvecht. Ook daar wisten zijn kwelgeesten hem te vinden. Ze sloegen hem, zetten zijn foto’s op sociale media en waren klaar met hun werk toen de prachtige Saïd in de maand mei van het jaar 2020 op dertigjarige leeftijd moederziel alleen, vermoedelijk aan de gevolgen van epilepsie, overleed in zijn huis.
Het nieuwe fascisme
Anne Frank is vermoord door het oude fascisme. De nieuwe variant is de moordenaar van Saïd. Het klassieke fascisme dat miljoenen Europeanen vermorzelde, dat in het Turkije van mijn kindertijd aan talloze jongeren het leven heeft gekost, dat zich manifesteerde in het hoofd van de Marokkaanse jongen die mij bleef slaan omdat ik mij verzette tegen zijn gif, bestaat niet meer.
Dat soort fascisme is altijd het reactionaire antwoord geweest op de zoektocht van de mens naar een uitweg uit de door cultuur, religie, taboe, traditie, ritueel veroorzaakte depressie. Nu hebben de despoten het op een akkoordje gegooid met de massa’s: al zwijgend worden de stemmen van de protest gesmoord.
De stem van het protest sterft tegenwoordig op dertigjarige leeftijd in een klein huis in Utrecht. Saïd is dood, omdat zijn verhaal niet op kon tegen het geweld van de stilte van het nieuwe fascisme.
In de week nadat de dertigjarige Saïd Zankoua overleed sprak De Nieuws BV uitgebreid over homoseksualiteit binnen de Marokkaanse gemeenschap. Saïd Zankoua was één van de homoseksuele mannen die Jaap de Jonge voor zijn boek Kijk Mij Eens portretteerde. Sandro Kortekaas, voorzitter van stichting LGBT Asylum Support leest de woorden van Zankoua uit het boek voor: "Ik wil er ook zijn! Mijn leefregel is: Laat iedereen in zijn waarde. Benader mensen met liefde en respect. Doe niet met een ander, wat je niet wilt dat een ander met jou doet."
Luister het fragment van De Nieuws BV hieronder terug.