'Laat ik het eerst nog over die homorechten hebben. Die zijn ook verankerd in onze nationale identiteit. Maar ik zei het al: Nederland was vroeger een diepconservatief land. In 1911 kregen we een nieuwe zedelijkheidswet. En in die wet was eigenlijk onze eigen anti-homopropagandawet opgenomen. Bij anti-homopropaganda denk je aan Rusland of Oeganda. Maar ook wij hadden het, namelijk artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel hield in dat er geen seks mocht zijn tussen meerderjarige en minderjarige mannen. En meerderjarig was 21 jaar of ouder. Voor hetero's was dat overigens 16 jaar oud.
Die wet werd vooral gebruikt om te monitoren, om te surveilleren. Er werd bij clubs en café's gesurveilleerd. Er werden ingevallen gedaan, onder het mom dat er minderjarigen aanwezig konden zijn. De zedenpolitie hield een register bij van gekende homoseksuelen. Mensen werden verlinkt op hun werk, werden verlinkt bij familie. Die anti-homopropagandawet, dat artikel 248bis, werd pas in 1971 afgeschaft.
In 1971, de tijd van de seksuele revolutie. Toen kwam het allemaal goed, kun je denken. Nou ja, dat klopt wel een beetje. Vooral Amsterdam beleefde hoogtijdagen. De stad werd een toevluchtsoord voor mensen uit het buitenland. Amsterdam groeide uit tot de gay capital van de wereld. Dat culmineerde tijdens de Gay Games van 1998, toen Amsterdam roze kleurde. Wij waren het eerste land ter wereld dat het huwelijk openstelde voor mensen van hetzelfde geslacht, in 2001 gebeurde dat.
Maar als je kijkt hoe we er nu in internationaal perspectief voor staan, dan zie je dat ook dat heel erg tegenvalt. In Nederland mogen bloedbanken homo's uitsluiten vanwege hun seksuele oriëntatie. Je mag geen bloed geven als je homoseksueel bent, hoewel daar geen goede medische grond voor is. Die uitsluiting van mensen op basis van seksuele oriëntatie is niet per wet verboden. Het staat niet in onze grondwet.
Tekst loopt door onder afbeelding