Aberrak logeerde na de breuk een tijdje bij zijn zus, bij zijn broer en af en toe bezocht hij het 'Leger des heils'. ’s Nachts reed hij ritten op de taxi, “daarna vluchtte ik de kroeg in om te zuipen en vervolgens overdag de hele dag te slapen.” Maar dat slapen lukte niet goed, hij woonde aan de Polderbaan van Schiphol. “Ik werd knettergek van het lawaai van die vliegtuigen. Ik kreeg last van slaapproblemen, psychoses en raakte in een isolement.” Ook de buren zagen hem niet meer, terwijl hij er altijd voor zorgde dat hun tuintjes er netjes bij stonden. Hij hield van tuinieren, maar hij verbrak alle contact. Hij wilde niet meer gezien worden. “Door stress en zware psychoses was ik agressief en werd ik voor het eerst opgenomen op een gesloten afdeling in Zaandam, ik streed tegen mijn alcoholverslaving, tegen bureaucratie en stigmatisering.”
Tien jaar na het stuklopen van zijn relatie zag hij eindelijk zijn kinderen weer, ze zijn dan inmiddels acht en elf jaar oud. Het bleek dat de oudste, zijn dochter, al drie jaar contact met hem zocht. Dat was niet zo makkelijk, ook niet omdat de begeleiders van de gesloten afdeling individueel contact tegenhielden.
“Ik had het gevoel dat de begeleiders zochten naar redenen om mij vals te beschuldigingen, ze gaven mij slechte rapporten en trokken conclusies die niet klopten. Ik werd kwaad, want ik ging gewoon netjes naar de dagbesteding, waar ik geld ‘potte’ om nieuwe kleren voor mijn zoon te kunnen kopen voor zijn eerste middelbare schooldag. Maar ik mocht mijn kinderen niet meer zien. Ik draaide weer door, raakte in gevecht met hulpverleners en politie. Ontelbare arrestaties en rechtszaken heb ik achter de rug, waarna een lange periode van overplaatsingen volgde.”