“Ik zat nog op school toen mijn vader zei dat hij de juiste man voor me had gevonden. Mijn vriendinnen vonden dat ik bofte, nu zou ik een eigen huis krijgen en mooie juwelen. Ik wilde niet trouwen, ik was ambitieus, ik wilde mijn school afmaken, studeren. Maar vrouwen hebben in Pakistan niets te zeggen, daar is de man de baas.
Ik groeide op in een vrome moslimfamilie. We hielden ons aan de regels en baden vijf keer per dag. Al heel jong besefte ik hoe oneerlijk het was dat de man binnen de islam superieur is aan de vrouw. Een van de dingen die me opviel was hoe mijn moeder altijd deed wat mijn vader zei, alles onder het mom van respect. Ik vroeg mijn moeder regelmatig waarom ze deze manier van leven accepteerde, waarom ze die ongelijkheid verdroeg. ‘Zo is dat nu eenmaal binnen de islam’, zei ze. ‘De vrouw doet wat de man zegt, en de man zorgt voor ons, hij verdient het geld.’
Mijn vader hield me voor dat ik na mijn huwelijk misschien weer naar school zou kunnen gaan. Zo trouwde ik op mijn zestiende met een man die ik voor de huwelijksdag nog nooit had ontmoet. Van begin af aan mishandelde en verkrachtte hij me. Als ik klaagde, zei mijn vader dat het mijn taak was mijn man tevreden te stellen. Zo gaat dat in Pakistan.
Mijn man was heel religieus en zijn regels waren streng. Ik mocht niet alleen naar buiten, ik moest mijn gezicht bedekken, zelfs voor mijn broer en neven. Ik mocht ook niet meer naar school. Ik had op een vriendelijke man gehoopt die mijn verlangen om te leren begreep, maar ik begreep al snel dat die kans verkeken was. Mijn vriendinnen mocht ik ook niet langer ontmoeten. ‘Doe wat iedere vrouw hoort te doen’, riep mijn man. ‘Zorg voor het huis en zorg voor mij.’
Ook van zijn kant was er geen sprake van liefde. Ik was achttien toen ik zwanger raakte en zelfs toen bleef hij me slaan. Iedere nacht als iedereen sliep en het stil was in huis, vroeg ik Allah waarom hij me dit aandeed. In de Koran staat dat goede mensen het goede ontmoeten. Ik hield van mijn vader en moeder en ik had me altijd voorbeeldig gedragen. Waarom werd ik kapot gemaakt? Waarom gaf Allah zoveel macht aan mijn man? ‘Waarom stopt u hem niet, zeker nu ik zwanger ben?’, vroeg ik iedere nacht. Ik kreeg geen antwoord.
Ik bestudeerde de Koran, maar ik geloofde steeds minder in de kracht van Allah. Er is geen oppermacht, constateerde ik, want als die bestond had die mijn man tegengehouden. In de Koran staat dat vrouwen onderdanig aan hun man moeten zijn, dat ze niet mogen werken en niet met vreemden mogen spreken. Na een tijdje geloofde ik helemaal niet meer in Allah en liet dat ook doorschemeren aan mijn man.
In Pakistan blijven waar ze als ‘ongelovige’ niet veilig was. Of vluchten. Ze deed het laatste, en moest haar familie en haar dochter van drie achterlaten. "Als ik aan haar denk, doet het pijn. Maar ik voel me niet schuldig."
Toen mijn dochter drie was besloot ik zijn vernederingen niet langer te verdragen. Als hij me mishandelde, zette hij me na een tijdje buiten. Dan moest ik wachten tot ik weer naar binnen mocht. Op een dag kon ik niet meer. Dit moest stoppen, wist ik. Ik was gewond aan mijn arm en ik wilde niet opnieuw smeken of ik naar binnen mocht. Ik besloot van het ene moment op het andere om weg te rennen. Bloedend en op blote voeten.
Ik kon mijn dochter niet meenemen, ik mocht haar in de periode erna ook niet meer zien, want mijn man kreeg de voogdij. Er werd gezegd dat ik geen goede moeder kon zijn; ik was ongelovig en van huis weggelopen. Ik had geen enkele kans. Ik deed pogingen haar nog te zien, maar dat lukte niet. Het was vreselijk.
Niet lang daarna ontmoette ik mijn huidige man Syed. In het geheim richtten we een organisatie voor ongelovigen op. Toen we verraden werden, waren we ons leven niet meer zeker. We moesten het land uit vluchten. Sindsdien zijn de banden met alle achterblijvers verbroken. Ook met mijn dochter.
Of de prijs hoog is die ik voor mijn vrijheid betaal? Of ik mijn familie mis? Natuurlijk, mijn familie is de keten waar ik een belangrijk onderdeel van uitmaak. Ik ben onlosmakelijk met ze verbonden. Zodra je als baby je ogen opent, zijn daar je moeder en je vader. Zonder mijn familie, een belangrijk deel van mijn identiteit, ben ik incompleet. Ik mis ze. Alleen accepteerden ze me niet. Het gaat hen om de familie-eer en die heb ik geschonden door het geloof van me af te schudden. Dat is een doodzonde.
En mijn dochter? Ze groeide negen maanden in mijn buik, haar kan ik nooit vergeten. Als ik aan haar denk doet het pijn. Maar ik voel me niet schuldig, want ik had geen andere keuze. Ik besef dat mijn dochter bij mij had moeten zijn, maar het was mijn pech dat ik in Pakistan woonde waar een vrouw rechteloos is.
Als ik het over zou doen, als mijn vader me weer zou uithuwelijken, zou ik weigeren. Zestien is veel te jong. Dan hoor je naar school te gaan. Ik zou ook de mishandelingen van mijn ex-man minder lang hebben getolereerd.
De prijs voor mijn vertrek is dat ik mijn dochter niet meer kan zien. Die realiteit zal ik moeten accepteren, hoe moeilijk dat ook is. Ik kan alleen hopen dat ze me later zal vinden als ze bijvoorbeeld via internet gaat zoeken. Dat ze dan begrijpt hoe moeilijk mijn leven was en tot welke keuze ik werd gedwongen.
Het is voor mij belangrijk om realistisch te zijn. Niet te lang stil te staan bij hoe het had kunnen zijn. Dromen en fantaseren helpen mij niet verder. Ik wil sterk zijn en de feiten onder ogen zien. Ik heb geen andere optie.”
Dit artikel komt uit HUMAN magazine over vrijdenkers & dwarsliggers. Fauzia is een van de hoofdpersonen in de 2Doc: Ongelovig - Vrijdenkers op de vlucht.