Tussen de bedrijven van het maken van twee afleveringen van 'Medialogica kort' door breng ik mijn zeven maanden oude katje naar de dierenarts voor een ingreep die ervoor moet zorgen dat hij geen nageslacht meer zal kunnen verwekken.
Mijn katje is mijn troost in deze lange dagen van sociale abstinentie. Hij stilt mijn huidhonger, want hij is de enige nog die mij mag aanraken en vice versa. Gelukkig is hij een vrijdoos en bovendien heel speels. Hij ziet in mij een soortgenoot en bejegent mij zoals hij een andere kat zou bejegenen: wrijft tegen mijn benen, geeft me kopjes, gaat tegen me aan liggen en likt me schoon.
Ik op mijn beurt moet oppassen dat ik hem niet als medemens ga zien, want ik betrap me erop dat ik zo nu en dan tegen hem begin te praten alsof hij zou begrijpen wat ik zeg. Zeker nu hij soms lijkt te antwoorden, met veelsoortige korte of langere miauwtjes. Mijn kat is ook nogal een kletskous.