'Het ideaal erachter is gelijkheid. Dat we geen onderscheid meer maken tussen verschillende etnische achtergronden, gender, geaardheid, noem maar op. Maar er volgt een paradox uit het feit dat je juist die groepen moet benoemen, om in beeld te krijgen hoe een bedrijf, een Raad van Toezicht of de Tweede Kamer is samengesteld.
Dat benoemen is nodig om een machtsbalans te veranderen. Op het moment dat groepen in de schaduw leven is het nodig om diversiteit te benadrukken. Als je bijvoorbeeld elke dag als homostel hand in hand over straat kan lopen en je als heterostel kan gedragen, pas dan is de Gay Pride misschien niet meer nodig.
Tegelijkertijd loop je meteen het risico om mensen uit minderheden op die manier tot symbool te maken en zo bij te dragen aan de stereotypering. Het is heus niet zo dat je alle homo’s hebt vertegenwoordigd als je een homo in je organisatie hebt. Of dat je als moslim verantwoordelijk bent voor alle moslims. Een man is ook niet verantwoordelijk voor de acties van alle andere mannen. Maar om mensen als individuen meer vrijheid te geven, moeten we ze paradoxaal genoeg eerst als collectief behandelen.
Dat kunnen we voorkomen door ruimte te maken voor achtergestelde groepen, waarbij we voorbij gaan aan stereotypes. Denk aan vrouwelijke topbestuurders met een Hindoeachtergrond, moslim-LHBT-activisten, conservatieve lesbiennes, Chinezen in de creatieve industrie. Door de bewuste en onbewuste vooroordelen van mensen op deze manier uit te dagen, kun je diversiteit combineren met individuele vrijheid.'