Zou je als je oud bent tussen de jongeren willen wonen? Ans, Arie en mevrouw Raupp hebben er elk zo hun eigen verwachtingen van. Hoe zal het ze vergaan?

Arie

Een trotse man die als het weer het toelaat elke dag op de fiets zit: dat is de 91-jarige Arie. De ras-Utrechter houdt wel van wat leven in de brouwerij, aangezien iedereen hier ‘maar de hele dag zit’. De jongeren die in zijn flat intrekken, verwelkomt hij daarom met open armen. Arie staat al snel bekend als een charmeur. 

Hij kan wel wat met een hoelahoep, maar geeft toe dat hij niks van kunst weet. Arie drinkt graag een biertje met zijn medebewoners en trakteert hen met liefde op een ijsje - al vindt hij dat de jongeren van tegenwoordig zo druk zijn. Omdat de vrouw van Arie twee jaar geleden overleed, zoekt hij graag de meisjes op die nieuw zijn in het complex. Hij draait er niet om heen: ‘Ben je alleen of heb je een vriend? Ik ben een grapjas hoor.’

Mevrouw Raupp

Het is absoluut nodig dat jong en oud met elkaar samenleven, vindt mevrouw Raupp. Met haar 105 jaar levenservaring heeft ze veel te vertellen over haar vroegere sociale werk in de kinderopvang, waar ze voor de Tweede Wereldoorlog actief was. Na de oorlog zorgde ze ervoor dat stelletjes voorbereid het huwelijk in traden. Nu wordt zij zelf geholpen door haar jonge buurman Martijn, maar dan met de telefoonaansluiting. Als de lijn niet goed werkt, voelt mevrouw zich zo afgesloten van de wereld dat ze licht panikeert. 

Als dank voor de hulp krijgt Martijn nog een chocolaatje. Zelf heeft ze minder zin in zoetigheid en überhaupt in voedsel. ‘Eten is een opgave, terwijl die jongeren leuk uit eten gaan.’ Toch beweert mevrouw Raupp stellig dat ze zal blijven eten, want ze wil zelf geen beslissing maken over het einde van haar leven. Al is haar energie wel op: ‘Waar haal ik het vandaan?’

Ans

Aanvankelijk heeft Ans gemengde gevoelens over de komst van de bups jongeren die bij hen in het complex intrekken. Die zullen vast op hun eigen stekje blijven en geen aandacht besteden aan haar en haar man Wim, verwacht Ans. Zelf staat ze eigenlijk ook niet open voor contact met haar jongere medemens. ‘Ik denk dat je ouderen een plezier doet door ze niet lastig te vallen met moeilijke dingen.’ 

Maar na het overlijden van haar echtgenoot geeft ze wel toe dat haar jeugdige medebewoners ervoor zorgen dat ze flink afgeleid en wakker geschud wordt. Dat is toch wel fijn, anders gaat ze zoveel piekeren. Wat ze steeds meer doet na de dood van haar wederhelft. De liefde was nog erg sterk tijdens Wims laatste jaren. Zo vertelt Ans vlak voor hij sterft: ‘Soms heb ik een kriebelig gevoel in mijn buik als hij zo klein in bed ligt. Wat heb ik toch veel van die jongen gehouden.’