‘Ik vind het makkelijker om een komisch probleem te improviseren dan een dramatisch probleem. Want drama vergt gewoon meer inleving, meer emotionele toewijding. Je krijgt informatie, maar die is super nieuw. Dus die doet jou als persoon eigenlijk niks. En dat moet je dan spelen, maar in een improvisatie vind ik dat heel moeilijk. Je hebt het nog niet doorgemaald en doorleefd. De insteek zou ik dus luchtig houden.
‘Het is soms wel fijn om wat kaders te krijgen bij een opdracht. Als er in de opdracht al wat problemen zichzelf voorspellen. De ene wil bijvoorbeeld net gaan samenwonen terwijl de ander het net wilt uitmaken. Die is dan misschien niet zo goed, maar dat is wel een probleem waarvan je weet dat het boven tafel komt.
‘Een kader is dus op zich wel prettig, maar als er te veel informatie wordt gegeven en je bent zenuwachtig, dan houd je het niet. Dan ben je niet goed aan het luisteren. Dan hoor je de opdracht, maar dan ben je alleen maar aan het denken: “Ik moet zo op, ik moet zo op”. En dan hoor je niet wat er tegen je gezegd wordt.
‘Maar de rest om je heen is niet zenuwachtig, want die hoeven niet de vloer op. Dus die horen het allemaal wel. En op de vloer ga je fouten maken. Dan wordt het wel heel spannend. Een vrije opdracht is dan prettiger, want dan kan je zelf alles bepalen. En de ander kan ook meer sturen. Je kunt gewoon iets zeggen, en dat is dan waar. Dat moet de ander meenemen.’