"Het begon met een busreis naar een dorp vlakbij de centrale, op de grens met de Red Zone. We mochten een kwartiertje de bus uit, werden allemaal in een wit pak gestoken, mochten niks aanraken en alleen over een pad wandelen dat was schoongemaakt. Daarna moesten we douchen en onze kleren in een plastic zak doen, want het was allemaal heel gevaarlijk. Toen zag ik een bewaker bij het hek staan, die een T-shirtje droeg. Dat vond ik heel vreemd en ik vroeg hoe dat kon. Hij had een contract getekend, waardoor hij 200 keer meer straling mocht vangen dan wij.
Daar begreep ik helemaal niks van! En als ik iets niet begrijp, word ik heel recalcitrant. Dus ik begon kleine bloemetjes te plukken die ik mee probeerde nemen de bus in. Eerst werden ze afgepakt, maar ik pakte ze terug en stopte ze in mijn onderbroek. Japanse mensen zijn echt niet zo onbeleefd dat ze bloemetjes uit je onderbroek gaan halen, dus dat werkte. Een wetenschapper, die ook op die bus zat, vertelde me dat de bloemetjes zo klein waren dat het geen kwaad kon. Straling is namelijk geen gas ofzo, zoals veel mensen denken, maar deeltjes. Het formaat maakt daarom veel uit. Toch schrokken mensen ervan, niemand wilde naast me zitten in de bus.
Hier moet ik iets mee, dacht ik toen. Laat ik die bloemetjes opsturen naar mensen die denken dat kernenergie echt een goed idee is. Dus dat heb ik gedaan. Later, toen mijn boek uitkwam, bleek dat de directeur van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsdienst en het RIVM allemaal waren ingeschakeld. Ik had namelijk ook bloemetjes naar de minister gestuurd. Iedereen was helemaal in paniek. Dat is het begin geweest van mijn avontuur in Fukushima."