Het is woensdagavond, half twaalf, en ik loop met twee vrienden door de donkere straten van Madrid op zoek naar een café dat op dit uur nog iets te eten serveert.
"Hierbabuena?" vraagt Alejandro.
Juan schudt zijn hoofd. "Asturias. Of Churruca?"
De ene na de andere bar blijkt dicht. Ze kijken elkaar aan.
"Mual, dan maar?" vraagt Juan.
"Vooruit," zegt Alejandro. Hij haalt z'n schouders op. Ik volg, zoals ik al de hele avond volg: in de wijnkeuze, in de gerechten. De ober suggereert de pisto, de mannen stemmen in. Het blijkt een Spaanse ratatouille, of een shakshuka: groentestoof met gesmoorde eieren erin.
"Echt lekker," zeg ik.
"Ja," knikt Alejandro. "Je kunt veel van ze zeggen, maar die fascisten kunnen wel koken."
Ik trek mijn wenkbrauwen op. "Sorry, wát?'"
Ik zit wijn te drinken op het terras van een fascistische bar. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is.