De meest artistieke in mijn huis, mijn zoon van zeventien, vindt dat we met z'n allen één ding missen in deze crisis, en dat is the cool. Wat bedoel je? vroeg ik. Hij zei, cool werd een ding in de jaren veertig in Amerika, toen jazz opkwam en mensen het moeilijk hadden, bijvoorbeeld in woonbuurten zoals Harlem in New York. Mensen realiseerden zich dat het leven zwaar genoeg was, dus waarom zou je je onnodig druk maken over iets dat je toch niet kunt veranderen?
Hij begint te praten over allerlei legendarische jazz-performers. En het element cool in hun werk... (Tja, geef een jongen eens een boek en je krijgt meer dan waar je voor getekend hebt, maar dat terzijde). Mijn gedachten dwalen af. Om cool te zijn…
Opeens herinner ik me dat ik onlangs een interview met David Lynch las. Het treft me: ik ken eigenlijk geen betere personificatie van cool dan deze regisseur en kunstenaar. Maar hier is het vreemde: Lynch belichaamt óók meer dan wie dan ook het huiselijke, thuis. Vraag: hoe kun je cool zijn terwijl je gevangen zit in precies het tegenovergestelde, namelijk het banale van huisje, boompje, beestje, in de horror van deze dingen, in 'Woningsdag' en het zingen van Het Wilhelmus?
Lynch, lees ik in het stuk, staat 's ochtends op, drinkt koffie, mediteert (hij doet aan transcendentale meditatie) en gaat dan aan de slag — met het maken van lampen. Hij zegt, de wereld gaat veranderen, ze wordt intelligenter. "Er komt een oplossing voor de huidige problemen en de wereld wordt heel mooi. Ondertussen kunnen mensen tekenen, schilderen, kleine dingen maken, liedjesteksten, gedichten en scenario's schrijven, spelletjes spelen en uitvinden, nieuwe recepten bedenken en koken. Je kan zoveel doen in een kleine ruimte."
Tekst gaat verder na video