Zo. 2 mei 2021
In augustus 2014 stapte ik samen met vijftien anderen in een lege Boeing naar Freetown, Sierra Leone, West-Afrika. Dat is het geboorteland van mijn vader en ik was op weg naar zijn begrafenis omdat hij een paar dagen eerder in zijn slaap was overleden. Zelf was ik 27.
Augustus 2014 was ook de periode van ebola. Je weet wel: die andere extreem besmettelijke én dodelijke ziekte. Ik was bang om in te stappen, maar ik heb geen moment getwijfeld. Vier jaar daarvoor was mijn moeder overleden, dus ik wist als geen ander hoe belangrijk het is om afscheid te nemen.
Door het contrast met zijn West-Afrikaanse begrafenis en mijn ervaringen met Nederlandse uitvaarten en de ontelbare gesprekken met nabestaanden hier, viel het op hoe weinig we in Nederland bezig zijn met de dood. En dat is gek. Want de dood van een dierbare heeft een enorme impact op je leven.
In Brainwash Talks buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu.
Het is eigenlijk idioot dat we daar als maatschappij zo weinig aandacht voor hebben. Een begrafenis in Sierra Leone is alles wat het in Nederland niet is: het is luid en groot. Met drie auto's, een loeiende sirene en twee cameramannen haalden we mijn vader op voor de condoleance thuis. Die hele rit werd vastgelegd doordat de cameramannen in de auto voor en achter hem uit het raam hingen.
Thuis werd zijn kist geopend en schuifelde iedereen één voor één de woonkamer door. In stilte, hard huilend of biddend. Dat laatste was wel mooi: zestig procent van de bevolking is moslim, dertig procent christenen, en de rest heeft een inheems geloof. Maar het maakt geen bal uit wat je aanhangt. Als je maar in iets gelooft, dat wel. Door de openheid zag ik moslims en christenen tegelijkertijd en naast elkaar een eigen gebed opzeggen.
Pap, niet wat overdreven?
In de middag volgde een twee uur durende herdenkingsdienst in een propvolle kerk. We zongen mee met een groot koor en luisterden naar de predikant die lopend door de kerk Bijbelse teksten oplas en er af en toe een flinke 'hallelujah' doorheen gooide. En toen dat alles was afgelopen en ik achter de kist van mijn vader de kerk uitliep, wist ik niet wat ik zag...
Het centrale plein stond helemaal vol met mensen. Wat bleek: tijdens de dienst waren de luidsprekers naar buiten toe gedraaid, waardoor de mensen buiten konden meeluisteren. De hele wijk was uitgelopen. Ik zag een auto waarvan de gehele voorruit beplakt was met een immens grote foto van mijn vader. En helemaal vooraan stond een fanfare band. En zo gingen we op pad. De fanfare band al trommelend voorop, gevolgd door mijn vader, en wij als rouwstoet erachteraan richting het kerkhof.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat we met meer dan duizend man waren. De weg waar wij op liepen, lag wat lager en was omgeven door twee heuvels. Ik zag hoe die aan de zijkanten vol bleef stromen met mensen die op het geluid van de fanfare afkwamen. Ik weet nog dat ik twee dingen dacht terwijl ik daar liep. Het eerste was: als hier iemand ebola heeft, ben ik echt de sjaak. En het tweede was: pap, vind je dit zelf ook niet een klein beetje overdreven?
Angst voor verdriet
Juist doordat men daar de dood zo omarmt – ik zag mensen selfies maken met mijn vader – valt het op hoe ongemakkelijk wij hier doen. Voor mijn boek sprak ik een jaar lang met jongvolwassenen die, net als ik, te jong boven de kist van hun vader of moeder hebben gestaan. Zij zeiden: ik kan zelf redelijk omgaan met de pijn en het gemis, maar mijn omgeving doet zo krampachtig.
Dat is niet goed. Want ik weet dat vrienden en familieleden willen helpen, maar misschien niet zo goed weten hoe, en dat hun eigen angst soms in de weg zit. En ik snap die angst. Partners van nabestaanden die ik interviewde vertelden: "Ik ben bang dat ik het verdriet opwek als ik erover begin." De nabestaanden zeiden: "Natuurlijk voel ik dan het verdriet, maar dat zit er sowieso. Het helpt mij als ik weet dat jij eraan denkt en mij ruimte geeft om te praten."
Pizzaatje doen?
Over dat hoe en de angst. Eerst het hoe. Hoe sta je iemand in rouw bij? Daar is geen eenduidig antwoord op, wat dat de één fijn vindt, vindt de ander verschrikkelijk. De één zegt: ik wil graag veel praten over hoe ik me voel. De ander gruwelt daarvan. Probeer dat niet in te vullen, maar vraag er actief naar. En als nabestaande: hoe vervelend het ook kan zijn, je helpt jezelf en de ander door te benoemen wat voor jou wel of wat niet werkt. Daarbij is "dat weet ik nu niet, maar vraag het over een paar weken nog eens" ook een prima antwoord.
Nog iets: noteer de sterfdatum met jaarlijkse reminder in je agenda en stuur altijd een berichtje. Wat ook kan helpen: samen een codewoord afspreken. Dat werkt trouwens ook als je in scheiding ligt. Een appje met: "Deze week een pizzaatje doen?" voelt misschien net wat laagdrempeliger dan "Hey, ik voel me rot, mag ik m'n hart luchten?"
Doodsbang voor onze eigen dood
Dan over die angst. Het probleem is dat wij hebben geleerd om altijd iets op te lossen. In een gesprek vertelt iemand een probleem en de ander komt met oplossingen. Bij rouw werkt dat niet. Want er is niets wat iemand kan zeggen wat mijn pijn minder zal maken. Maar dat verwacht ik ook niet. Alleen als je jezelf onbewust zoveel druk oplegt, is het niet zo gek dat er een soort kortsluiting ontstaat.
Een vriend vertelde dat hij op zijn eerste dag terug op kantoor na het overlijden van zijn baby een collega van hem op de gang zag, die schrok, en uit paniek het toilet invluchtte. Zelf zei hij: "Ik was niet boos, want ik zag dat het ongemak was", maar dat kan natuurlijk beter. We moeten af van die angst. Want wat is dat toch met ons Nederlanders? Waarom doen we er zo moeilijk over?
Drie verklaringen: We zijn doodsbang voor onze eigen dood. We leren er niet mee omgaan. En we vinden het onderwerp te deprimerend.
Doodsbang voor onze eigen dood
Allereerst: we vinden onze eigen dood eng. Daar kunnen we niet veel aan doen, ons brein is erop getraind om signalen die te maken hebben met onze eigen sterfelijkheid te blokkeren
Twee: we leren er niet mee omgaan. Geen grootschalige oorlogen op eigen bodem en betere medicijnen, waardoor 'doodgaan' is veranderd naar 'ziek zijn', maken dat wij veel minder met de dood worden geconfronteerd. Alleen maar fijn natuurlijk, maar we 'oefenen' daardoor ook minder. Niet dat de pijn anders draaglijker zou zijn, maar als ik het vergelijk met mijn neven in Sierra Leone: zij realiseren zich dat de dood bij het leven hoort.
Dat leren omgaan begint bij kinderen. Een collega vertelde dat zij als kind de begrafenis van haar oma traumatisch vond. Niemand had verteld dat haar oma dood was en zo stond ze ineens naast de kist met het levenloze lichaam van haar oma. En tja, als niemand uitlegt dat mensen dood gaan, dan snap ik heel goed dat dit een shock was.
Staatsbegrafenis voor goudvis
In contrast: mijn broertje werd over de open kist van onze vader getild om te zeggen: kijk, hier hoef je niet bang voor te zijn. Het is nog steeds je vader. Nu pleit ik hier niet voor een vergelijkbare handeling. Maar wel om, voor zover je dat niet allang doet natuurlijk, kinderen mee te nemen in dit proces. Dat hoeft niet groot te zijn. Neem huisdieren. Wanneer Blub de goudvis overlijdt, stop dan niet stiekem een nieuw exemplaar in de kom. Maar geef dat beestje een staatsbegrafenis boven de plee zodat kinderen leren: eerst leefde Blub, nu niet meer. Nu nemen we afscheid en dan gaan naar de dierenwinkel voor een nieuwe.
Tot slot: we verwachten dat 'men' het onderwerp te deprimerend vindt. Natuurlijk, de pijn die bij rouw komt kijken is verdrietig. Ik was ontroostbaar toen mijn moeder en vader overleden. Nog steeds zijn er momenten waarop ik ze intens mis en ook echt de pijn voel. Voor mij is rouw geen eindig proces, maar ik heb geaccepteerd dat het voor altijd onderdeel van mij zal zijn. Maar dat betekent niet dat ik helemaal in de put zit als er over hen wordt gesproken. Of dat er de rest van de avond een grafstemming heerst.
Gooi in de groepsapp: begraven of cremeren?
Het praten over de dood zit 'm niet alleen in het verdriet, maar ook in de herinnering. Want weet je, wij nabestaanden moeten teren op de verhalen. Als uit angst niemand mij ooit vraagt naar vroeger, dan wordt mij de kans ontnomen om mijn moeder via verhalen over haar levend te houden.
Ik wil rouw en de dood beter bespreekbaar maken. En daar heb ik jou bij nodig. We gaan meteen beginnen, gewoon klein. Dus: gooi zo meteen in de groepsapp of tijdens het volgende anderhalvemeter-etentje de vraag op tafel: jongens, wie wil er later begraven of gecremeerd worden? Vertrouw mij: er volgt geen spreekverbod of grafstemming.
Je krijgt misschien wat opgetrokken wenkbrauwen, maar daarna gewoon antwoord en wie weet volgt er een gesprek. Daarna gaat het echt als vanzelf weer over iets anders. En ik kan het weten. Tijdens een vrijgezellenweekend kwam het thema ter sprake. Bij het hoofdgerecht hadden we het over rouw. Tijdens het dessert ging het over de jurk, en toen later op de avond de stripper voor onze neus stond, waren we helemaal ergens anders met onze gedachten.