De mijn bracht de inwoners van Lindenheuvel samen, de kerk hield hen bijeen. Nog tientallen jaren bleef men het kerkelijke gezag trouw omdat er simpelweg niet aan te ontsnappen viel. De kerk was alomtegenwoordig. In de school, in elke vereniging, in de fabriek en in de politiek en in het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond (RKWV).
Als dienaar van die kerk was ook Peèm alomtegenwoordig. In 1961 werd hij pauselijk onderscheiden met het erekruis pro Ecclesia et Pontifice. Omdat hij veertig jaar kerkmeester was geweest, dertig jaar lid van het schoolbestuur, vijftig jaar lid van het kerkelijk zangkoor, medeoprichter en lange tijd voorzitter van het gemengd koor St. Caecilia en de harmonie van Lindenheuvel, lid van St. Vincentius, het Groene Kruis en het armbestuur.
Peèm was mijn overgrootvader, de opa van mijn moeder. Hij overleed twee maanden na mijn geboorte. Weer twee maanden later viel het doek voor de Staatsmijn Maurits. Op 17 december 1965 maakte minister van Economische Zaken Joop den Uyl in de Stadsschouwburg van Heerlen bekend dat de mijnen zouden gaan sluiten.
Het was niet rendabel meer, aardgas en aardolie hadden de toekomst. De Staatsmijn Maurits waar in de jaren vijftig nog 11.000 mensen werkten, de ‘prins’ van de mijnen, de grootste van Nederland en de modernste van Europa zou als eerste sluiten. Al enkele maanden na de bekendmaking werd er begonnen met de sluiting.
Veel oudere mijnwerkers verdwenen in de wao die in 1967 van kracht werd of gingen vervroegd met pensioen. Jongeren probeerden werk te vinden in de chemische industrie die als nevenbedrijf van de kolenproductie bij de Maurits was ontstaan en die op eigen kracht verder ging (onder de naam DSM, Dutch State Mine).
De sluiting van de Maurits betekende ook de doodsteek voor de Oude Kolonie. Op een enkel huis na werd de hele Indische buurt gesloopt.
Hoe het de katholieke kerk ondertussen verging, kan ik aflezen aan mijn eigen doopnamen. Geen katholieke namen zoals mijn broer en zus, maar Marcel Armand Pierre. Lekker hip. Inmiddels waren er drie kerken op de Lindenheuvel en die werden hoe langer hoe leger. Mijn moeder die in haar streng katholieke jeugd nog drie missen op een dag moest bezoeken, hield het kerkbezoek voor gezien. En wat vond opa Hary Storcken daarvan, zoon van Peèm? ‘Die ging uiteindelijk zelf ook niet meer. Hij kon bisschop Gijsen niet uitstaan, die gluiperd.’ Toen de paus in 1985 naar Nederland kwam, wat op een verschrikkelijk debacle uitliep, bleef Hary lekker thuis. ‘Als de paus mij wil zien, dan weet hij me vast wel te vinden.’