Karl Popper (1902 – 1994)
Verwerping is vooruitgang
Als tiener loopt Karl Popper opgewonden door het Wenen van 1919. De voorspelling van Einstein dat licht afbuigt, is door een experiment bevestigd. Tijdens een lezing van Einstein raakt Popper nog enthousiaster. Hier is een wetenschapper aan het woord die bereid is zijn theorie te onderwerpen aan cruciale experimenten en zo nodig te verwerpen. In tegenstelling tot de bekendste Weense wetenschapper uit die tijd: Sigmund Freud. Later zou Popper zeggen dat psychoanalyse eerder mythologie is dan wetenschap.
De jonge Oostenrijker is dan nog een overtuigd communist, maar breekt daar resoluut mee als de communistische partijtop arbeiders aanzet tot het bestormen van een politiebureau waar enkele kameraden gevangen zitten. De politie opent het vuur en twaalf mensen sterven. Popper vindt dat de partijtop verantwoordelijk is; je kunt niet zo maar levens opofferen voor een hoger doel.
Beide momenten zijn beslissend voor het latere denken van Popper. In zijn filosofie speelt de mogelijkheid van falsificatie een allesbepalende rol. Ideeën, wetten of theorieën moeten altijd openstaan voor kritiek, ook als dat betekent dat ze worden verworpen. Sterker nog: verwerping, en niet bevestiging is vooruitgang.
Dat geldt voor zowel wetenschap als politiek. Communisme vergoelijkt geweld en onderdrukking door te verwijzen naar een einddoel. Popper verzet zich hevig tegen historicisme – de idee dat de geschiedenis zich voltrekt volgens een ijzeren logica.
In de jaren dertig ziet Popper hoe Europa buigt voor fascisme. De Anschluss van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland noopt hem te vluchten naar Nieuw-Zeeland; hij is van joodse afkomst. Hij is inmiddels een bekend wetenschapsfilosoof, maar de politieke gebeurtenissen brengen hem ertoe een pleidooi te schrijven voor de open samenleving en vrijheid van denken en spreken. The open society and its enemies is één van de belangrijkste politieke werken van de twintigste eeuw. Na de oorlog vestigt Popper zich in Londen.
Poppers idee van falsificatie oogt pessimistisch: kunnen we dan niets ooit zeker weten? In een lezing aan het einde van zijn leven zegt hij juist het tegenovergestelde. Omdat de toekomst open is, zijn wij zelf degenen die beslissen hoe ze eruit gaat zien. Daarom is optimisme een plicht.