Hoe moeten we omgaan met straten die vernoemd zijn naar prins Bernhard, nu er geen twijfel meer is dat hij lid is geweest van Hitlers nazipartij? In verschillende gemeenten ontstaat eind vorig jaar discussie over die vraag - na de vondst van de NSDAP-lidmaatschapskaart van de prins. In Utrecht hebben ze een antwoord: "Niet uitwissen, maar van context voorzien."

"Wat mij betreft zouden we hier meer informatie mogen verschaffen over het verleden van prins Bernhard," zegt Dirk-Jan van Vliet, raadslid voor D66 in Utrecht, terwijl hij het Prins Bernhardplein opstapt. Het plein in de Utrechtse wijk Zuilen ligt aan de Prins Bernhardlaan en wordt omsloten door naoorlogse flatgebouwen, een kerkgebouw én een monument dat de 17 inwoners van Zuilen herdenkt die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Dat een plein waaraan een oorlogsmonument ligt, vernoemd is naar een prins met een NSDAP-verleden, is voor Van Vliet extra wrang.

Als eind vorig jaar naar buitenkomt dat in het privéarchief van Bernhard zijn NSDAP-lidmaatschapskaart is gevonden, en het daarmee geen enkele twijfel meer bestaat dat de prins in de jaren 30 lid is geweest van de nazipartij van Adolf Hitler, ontstaat in meerdere gemeenten in het land discussie. Is een straatnaam vernoemd naar Bernhard nog wel zo gepast?

Prins Bernhard is nog altijd zichtbaar in het publieke leven. Nederland telt 464 straten, pleinen, wegen en straten die vernoemd zijn naar de prins, twee parken, vijf bruggen, een viaduct, twee sluizen, zes scholen, twee muziekverenigingen, een voetbalclub, twee parken, een wandelvereniging en twee handboogverenigingen.

In enkele gemeenteraden komt de kwestie ter sprake, in Huizen stapt de voorzitter van het 4 mei comité op als duidelijk wordt dat het Prins Bernhardplein zijn naam behoudt, en op weer andere plaatsen wordt door inwoners het heft in eigen handen genomen. Zo worden in Doetinchem de bordjes in de Prins Bernhardlaan zwart geschilderd, en zijn er in Wageningen en Horst aan de Maas mensen die straatnaambordjes van een zelf geknutseld bijschrift voorzien: 'liegbeest', 'zwendelaar', '1911-2004 NSDAP’er & beroepsleugenaar'.

Hoewel het nieuws Van Vliet niet verraste - in 1996 was immers al een kopie van de lidmaatschapskaart gevonden - besloot hij begin november samen met een aantal andere partijen in de Utrechtse gemeenteraad een motie in te dienen. Daarmee wordt het college opgedragen 'om feitelijke informatie te verstrekken over het verleden van Prins Bernhard bij het Prins Bernhardplein en de Prins Bernhardlaan.' Van Vliet: "Dus niet de straatnaam wijzigen of uitwissen, maar informatie verschaffen over het verleden van de prins. Ik denk dat we daarmee als samenleving verder komen." De motie wordt met een ruime meerderheid aangenomen.

"Wel merkte ik vanuit de burgemeester wat weerstand om de motie uit te voeren," vertelt Van Vliet. "Zijn we niet te snel? Is het niet te hijgerig? Maar volgens mij is er al heel veel onderzoek gedaan, en is de vondst van de lidmaatschapskaart daar het slotstuk van. Dit was het moment om ermee aan de slag te gaan." Toch wordt er afgesproken een 'afkoelingsperiode' van zes maanden in acht te nemen. Van Vliet: "Per 1 januari dit jaar zijn de archieven van het Koninklijk Huis verder opengesteld, tot september 1948. Mogelijk zou dat nieuwe inzichten opleveren over het NSDAP-lidmaatschap van Bernhard. Niet dat ik dat verwachtte, maar toch wilden we daar rekening mee kunnen houden."

Dirk-Jan van Vliet is raadslid voor D66 in Utrecht. Daarnaast werkt hij voor de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66.

Begin deze maand is die afkoelingsperiode afgelopen, na de zomer moeten de bordjes met het bijschrift geplaatst worden op het Prins Berhardplein en de Prins Bernhardlaan. Hoe dat er precies uit zal gaan zien, weet Van Vliet nog niet. "Op elke hoek van de straat een lap tekst plaatsen, dat lijkt me geen goed idee. De burgemeester opperde om een QR-code op te hangen, die naar een pagina met informatie over Bernhard verwijst. Dat lijkt me een prima oplossing, mits het ook technisch mogelijk en niet fraudegevoelig is."

Hoewel Bernhard nu de eerste is die een bijschrift - of OR-code - krijgt, is het daarmee voor Van Vliet niet gedaan. "Er is een bredere discussie over straatnamen. Wat moeten we bijvoorbeeld met de Jan Pieterszoon Coenstraat, of straten die naar andere dubieuze figuren zijn vernoemd? Ik hoop dat Bernhard laat zien hoe we daarmee om kunnen gaan: niet uitwissen, maar van context voorzien."