De pro-Palestina protesten, die in mei dit jaar plaatsvonden aan de Universiteit van Amsterdam, werden door sommige studenten met argusogen gevolgd. Er waren joodse studenten die zich onveilig voelden. Ook Jan maakte zich zorgen. Samen met een aantal studiegenoten schreef hij een brief aan het bestuur van de universiteit: “Wij zijn als joodse studenten en docenten niet of veel te laat benaderd.”

Een jaar na de terreuraanslag van Hamas op 7 oktober blikt Jan terug op wat hij een ‘koortsdroom’ noemt. “Het was die dag heel moeilijk om iets anders te doen dan nieuws te kijken en sociale media af te speuren naar updates, de kleinste updates mogelijk. Het was snel duidelijk dat dit veel erger was dan eerdere aanvallen. Mijn gedachten gingen uit naar vrienden en bekenden die in het Noorden van Israël verbleven. Zijn zij veilig? Het was ook meteen duidelijk dat dit lang zou duren, dat dit een oorlog zou worden. En hier zitten we nu, een jaar later.”

Al een paar dagen later ziet Jan de polarisatie, die gepaard gaat met het Israëlisch-Palestijns conflict en die na 7 oktober in alle hevigheid oplaait, overwaaien naar de Universiteit van Amsterdam (UvA), waar hij een masteropleiding Joodse Studies volgt. Tijdens een college ontstaat ruzie tussen twee studenten. “De een wilde van Gaza een parkeerplaats maken. De ander was daar absoluut op tegen. Dat werd echt een flinke scheldpartij. En ondertussen zat een docent te huilen in de klas, omdat een van zijn beste vrienden was vermoord tijdens de aanslag van Hamas.”

In de weken die volgen komen aan de UvA de eerste teach-ins en sit-ins op gang, waarin studenten en docenten aandacht vragen voor het geweld in Gaza en de onderdrukking van Palestijnen. Jan: “Aan mijn faculteit bleef het relatief rustig, maar ik merkte dat andere joodse studenten gevoelens van onveiligheid ervoeren. Sommigen verborgen hun kettinkjes met joodse symbolen als een Davidster of Chai, of voelden zich er ongemakkelijk bij dat docenten en studiegenoten hielpen in de organisatie van de teach-ins en sit-ins.”

Zionistisch van huis uit

Die onveiligheid zit hem voor Jan en andere joodse studenten vooral in het antizionistische karakter van de georganiseerde bijeenkomsten, en later ook van de protesten. Het zionisme streeft naar een onafhankelijke joodse staat. “Ik denk dat veel Nederlandse joden van huis uit zionistisch zijn. De een is dat meer dan de ander, maar ik denk dat de meeste joden in Nederland zich verbonden voelen met Israël, cultureel, religieus of door vrienden of familie die daar wonen. En als de legitimiteit van die staat in twijfel wordt getrokken, dan kan dat heel snel als een persoonlijke aanval ervaren worden.”

Jan is kritisch op de universiteit, omdat er volgens hem onvoldoende gebeurd is om het gesprek over deze onderwerpen in goede banen te leiden. “Wij zijn als joodse studenten en docenten niet of veel te laat zijn benaderd, of moesten op eigen initiatief contact opnemen met het bestuur van de universiteit. Van hè: er zijn hier allemaal joodse studenten die zich op dit moment extreem ongemakkelijk voelen met hun joodse identiteit. Aan de andere kant denk ik dat ook dat het gesprek met de demonstranten en de organisatoren van de sit-ins en teach-ins te laat op gang is gekomen. En dat toen dat gesprek er eenmaal was, dat er ook niet echt naar hen geluisterd werd, waardoor de situatie nog meer gespannen werd.”

Antizionisme

Antizionisme is de ontkenning van de legitimiteit van het bestaan van Israël als joodse staat. Kritiek op zionisme is niet per definitie antisemitisch, maar kan dat wel zijn, bijvoorbeeld als het gepaard gaat met antisemitische stereotypen van joodse mensen

Jan de Vries

'Kunnen wij onze studie nog afronden?'

Die spanning bereikt begin mei een hoogtepunt, als demonstranten een grasveld op de Roeterseilandcampus van de UvA bezetten en hun tenten opslaan. Jan volgt de ontwikkelingen op social media en via AT5. “Het voelde aan de ene kant een beetje als een ver van mijn bed show, omdat ik nooit op Roeterseiland kom. Dus ik dacht: laat ze maar kamperen. Tegelijk hoorde ik verhalen van studenten die zich heel erg onveilig bij voelden dat er ruimte gekaapt werd door een beweging waarvan zij voelden dat die niet tolerant tegenover hen stond.”

Samen met wat studiegenoten besluit Jan een brief te sturen naar het bestuur van zijn faculteit, waarin ze kenbaar maken wat hun zorgen zijn. “Er speelden meerdere problemen. Sommige speelden al sinds 7 oktober. Het ging dan bijvoorbeeld om problemen op het gebied van mentale gezondheid en studievoortgang. Maar we maakten ons ook zorgen over de protesten, en over de eisen van de studenten, die wilden dan de UvA de samenwerking met Israëlische instellingen verbrak. Kunnen wij onze studie wel afronden, als we geen gebruik meer konden maken van Israëlische archieven en bibliotheken? De brief moest ervoor zorgen dat ook onze kant van het verhaal gehoord zou worden.”

Dat lukt redelijk, zegt Jan, al zijn de zorgen niet helemaal verdwenen. Na het schrijven van de brief, worden Jan en aantal van zijn studiegenoten uitgenodigd voor gesprekken met het bestuur van zijn faculteit. Ze krijgen de belofte dat er naar de problemen van de studenten gekeken zal worden. Wat ook helpt, is dat de protesten aan de universiteit niet meer zo heftig zijn geweest als ze in mei waren. Want geprotesteerd wordt er nog steeds, bijvoorbeeld in september, aan het begin van het nieuwe studiejaar. “Dat ging zonder opstootjes, zonder bezettingen en zonder inzet van de ME. Ik hoop wat dat betreft op een rustig studiejaar, voor mijzelf en mijn studiegenoten. Ik hoop dat er een dialoog op gang komt, en ook de demonstranten zich gehoord voelen. En ik hoop natuurlijk op vrede in het Midden-Oosten, maar goed, dat is eerst zien, dan geloven…”

Ook interessant