'De ene na de andere vrouw bekent te zijn lastiggevallen door mannen uit onze eigen cultuur. Daders nagelen ze via de hashtag #MeToo, krantencolumns of tv-programma’s met naam en toenaam aan de schandpaal. Machtige mannen die dachten dat ze zich alles konden permitteren, moeten beschaamd het veld ruimen. Velen juichen dat toe, eindelijk gaat de beerput open. De smeerlappen mogen niet meer met hun gedrag wegkomen.
Kun je in die sfeer van massale boosheid over aanranding en verkrachting nog net zo ruimhartig zijn als de ouders van de vriendin van Samarie?
Ruimhartigheid staat op gespannen voet met woede en wraakzucht, merkt de Amerikaanse classica en filosofe Martha Nussbaum op in haar boek Woede en vergeving. Zij maakt onderscheid tussen vergeving die zich naar het verleden buigt om via de schuldbekentenis en de spijtbetuiging tot vergiffenis te komen, en vergeving waarin je de woede laat varen en bereid bent een nieuw soort relatie met de ander aan te gaan. De eerste vergeving heeft iets verstikkends en wraakzuchtigs; de tweede, die ze ruimhartigheid noemt, is liefdevoller omdat deze geen voorwaarden stelt.
Die ruimhartige vergeving lijkt haast bovenmenselijke eisen aan ons te stellen. Je kunt toch niet verwachten dat we de woede over een verkrachting loslaten en de ander vergiffenis schenken zonder dat deze schuld bekent en zijn excuses maakt? Of dat we, zoals Eddy Hekman, bereid zijn om na doodslag op een naaste de woede achter ons te laten en een nieuw soort relatie met de dader op te bouwen? Of heeft Nussbaum gelijk en is ruimhartigheid de enige deugd die ons in staat stelt om, ondanks het kwaad dat we elkaar berokkenen, een toekomst open te houden waarin we enigszins liefdevol met elkaar verder kunnen?
Ik wil niet ontkennen dat het moeite kost daarin mee te gaan. Het is prettig dobberen op gevoelens van wraak en woede, zeker als het over aanranding en verkrachting gaat. Toch is er geen standpunt in de #MeToo-hype waarom ik zo moest lachen als dat van Dominee Gremdaat, die in een YouTube-filmpje Jelle en Gijs opriep elkaar de hand te geven. Met Jelle bedoelde hij Jelle Brandt Corstius, die enkele weken eerder op de voorpagina van dagblad Trouw bekende dat hij in het verleden tot onvrijwillige seksuele handelingen was gedwongen. Zowel Jelle als Gijs, die na enig speurwerk als de dader werd aangewezen, zijn een proces begonnen. De een wegens verkrachting, de ander wegens smaad. Wat de uitkomst ook zal zijn, beiden zullen er alleen maar op achteruitgaan.
Vandaar dat Gremdaat, het alter ego van cabaretier Paul Haenen, de twee mannen opriep terug te gaan naar het Kurhaus, de plek waar het allemaal begon. Aan de bar kunnen ze dan in alle eerlijkheid hun herinneringen aan die avond ophalen. En wellicht kunnen ze daarna naar de hotelkamer gaan om samen uit te zoeken waar het misging.
Het voordeel van die ruimhartigheid is dat het probleem voor de rest van hun leven de wereld uit is en ze qua kosten alleen de hotelkamer hebben, aldus de Dominee. Gremdaat roept niet op tot het afdwingen van een schuldbekentenis en excuses, maar tot een samen op onderzoek gaan zodat beide mannen zonder boosheid verder kunnen en, wie weet, elkaar zonder verdere voorwaarden vergeven.
Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Maar voor het grensoverschrijdende wezen dat de mens is, is er geen betere optie om het in de toekomst met elkaar vol te houden dan de door Hekman en zijn vrouw gepraktiseerde en door Gremdaat en Nussbaum bepleite ruimhartigheid.
Toch moet je ook daar niet streng in zijn. Voorlopig vergeef ik het mezelf onvoorwaardelijk wanneer het weer eens niet lukt ruimhartig te zijn.'