De cliënten van Will van Schendell hebben vaak torenhoge schulden. Toch wil lang niet iedereen geholpen worden. Wat doe je dan als hulpverlener?
Op een grasveldje ligt een vrouw tussen de hondenpoep. Het is vroeg in de ochtend, het is koud en miezert. Will van Schendel is op weg van haar auto naar haar kantoor in Amsterdam-Noord. Ze wil snel doorlopen, maar dan bedenkt ze zich: Van Schendel wat doe je nou?
‘Gaat het wel goed met je?’, vraagt ze aan de vrouw in het gras. Een scheldkanonnade volgt: ‘Vuile kankerhoer, gore teringtrut! Sodemieter op!’ Will deinst terug en zegt: ‘Ik wil alleen maar weten of het goed met je gaat.” “Bemoei je met je eigen zaken!’, schreeuwt de vrouw. ‘Wil je een kop koffie?’, vraagt Will. De vrouw gaat rechtop zitten. Nou, koffie wil ze wel. Will neemt haar mee naar binnen, de vrouw krijgt koffie en een warme douche. Dan gaat ze weer.
Dat was een jaar geleden. Deze week kwam dezelfde vrouw weer binnenlopen. Ze zei tegen de baliemedewerkster: ‘Vorig jaar was ik hier ook, een aardige mevrouw had me binnengehaald. Het ging toen zo slecht me.’
In haar werkkamer bij Doras, de organisatie voor maatschappelijk werk in Amsterdam-Noord, zet Will van Schendel haar bril af en schenkt nog eens thee uit een thermoskan. ‘Dit verhaal is in een notendop waarom ons werk zo nodig is. En ja, soms gaat het gepaard met gescheld en geschreeuw. Soit. Maar het is niet persoonlijk. Het is nooit persoonlijk.’
Will van Schendel (57) is directeur-bestuurder van De Sociale Maatschap, een koepelorganisatie waaronder verschillende Amsterdamse stichtingen vallen voor maatschappelijke dienstverlening, welzijn, ouderenzorg en schuldhulpverlening. Het grotere publiek kent haar als de charmante maar o zo kordate directeur uit de bejubelde Human-documentaire Schuldig. Daarin maakt ze zich hard voor een gezin uit Amsterdam-Noord dat uit huis is gezet wegens een huurschuld. Ze verontschuldigt zich: de documentaire gaf een verkeerd beeld van haar werk, in het echte leven praat ze niet zelf met de cliënten. Dat doen haar onvolprezen hulpverleners. Zij houdt zich vooral bezig met beleid. “Maar ik zie ons als een voetbalteam waarin de keeper en de spits net zo belangrijk zijn als de trainer en de reserveman op de bank. Ik volg dezelfde cursussen als mijn medewerkers, zodat ik weet waar zij het over hebben. Niet voor niets luidt ons motto: ‘Ik zie jou, ik sta naast jou, samen maken wij het verschil.” Dat geldt voor de organisatie, maar het is ook leidend in onze aanpak van onze cliënten.’