“Job kan niet lopen en maar een klein beetje staan, omdat hij weinig spierspanning heeft. Hij heeft ongeveer het verstandelijke vermogen van een kleuter. Elke dag gaat hij naar een speciale school. Als hij om kwart voor vier thuiskomt is er een van de drie begeleidsters die we betalen uit zijn pgb. Zij doet zijn korsetje uit, legt hem op het kleed, verschoont zijn luier, speelt en knuffelt met hem. De rest van de tijd zorgen Rob en ik voor hem, behalve op zaterdagmorgen wanneer wij samen gaan sporten.
Job is een makkelijk, vrolijk, blij kind. We krijgen veel van hem terug. Toch kies ik ervoor om fulltime te werken, dat wilde ik ook al voordat ik hem kreeg. Ik zou niet happy zijn als ik alleen maar thuis zou zitten met mijn kind. Over zijn toekomst maak ik me wel zorgen: ik ben bang dat de zorg verder afkalft, en dat ze hem in een gezinsvervangend tehuis gewoon in een hoekje leggen in zijn luier en met zijn iPad. Maar op een dag moet hij toch het huis uit, het lijkt me niet gezond om een volwassen man nog elke dag te voeren en te verschonen. Ik wil geen symbiotische band met hem. Ik moet zonder Job kunnen, en hij zonder mij.”