Het gaat de laatste dagen minder goed met mijn negentigjarige vader. Hij heeft last van zijn onderrug, een diagnose is niet gesteld. Deze dagen denk je snel aan van alles, en mijn hypochondrische aard heb ik niet van een vreemde.
Nu heeft mijn vader op zijn gezegende leeftijd vaker aan kwalen geleden. In normale tijden is het gezin dan altijd samen te brengen. Mijn vader woont in het Zuiden van Limburg en ik kan daar in dik twee uur zijn. Mijn broer is er nog sneller, alleen mijn zus heeft een ingrijpender reisschema. Zij woont in Thailand. Reizen is voor haar nu onmogelijk, en voor iedereen geldt: bezoek aan oudere mensen wordt afgeraden.
Hartverscheurend allemaal. Maar mijn vader is optimist en oude taaie tegelijk. Dus als ik hem voorstel om mijn nieuwe gewoonte van ‘zoomen’ en ‘groeps-skypen’ ook te benutten voor familieaangelegenheden, is zijn enthousiasme niet te stuiten. Mijn zus is vanuit Azië ook meteen van de partij. Ook in haar omgeving gelden de beperkingen, en wat nog erger is: boven het land hangt al weken een enorme smog van boeren die bossen verbranden.