Met het virus komen de fabels. Het dierlijke slaat over op het menselijke, het menselijke op het dierlijke. Dan heb ik het niet over nepnieuws, maar over de échte fabels, dierenverhalen, zoals we die kennen uit bijvoorbeeld de Fabeltjeskrant. De populairste van de afgelopen dagen is ongetwijfeld die van ‘de krekel en de mier’. Spilzucht versus zuinigheid.
Volgens de Spaanse krant El Mundo betuttelen landen als Nederland, Duitsland en Oostenrijk de Zuidelijke EU-landen met dit dierensprookje. Achtergrond: de Noordelijke lidstaten van de EU willen het getroffen Zuiden niet zonder meer geld toezeggen uit een met ruim vierhonderd miljard gevulde pot (ESM). In deze beeldvorming is Nederland mier, Italië krekel. De fabel van de zuinige mier en de levenslustige krekel is bijna vierhonderd jaar oud, en geschreven door Jean de la Fontaine:
De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,
Terwijl buurvrouw mier druk op en neer kroop door ’t gras
“Ik vrolijk je wat op,” zei hij. “Kom, luister naar mijn lied.”
Zij schudde nijdig met haar kop: “Een mier die luiert niet!”
Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.
Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop.
Doorkoud en hongerig kroop hij naar ’t warme mierennest.
“Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest
Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,
Nog vóór augustus, ik zweer het, dat doe ‘k niet vlug!”
“Je weet dat ik aan niemand leen,”
Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.
“Wat deed je toen de zon nog straalde
En ik mijn voorraad binnenhaalde?”
“Ik zong voor jou,” zei zacht de krekel.
“Daaraan heb ik als mier een hekel!
Toen zong je en nu ben je arm.
Dus dans nu maar, dan krijg je ’t warm!”