De grote cineast en mijn grote vriendin Heddy Honigmann filmde nooit met 'nare of slechte mensen', zoals ze meermaals benadrukte in het fijne gesprek dat Jellie Brouwer voor Kunststof met haar hield. Niet dat zulke mensen niet bestonden, maar er waren al genoeg filmmakers die door de duistere kant van de mens gefascineerd waren. Zij keek en luisterde liever naar mooie, veerkrachtige mensen. Ook zij zijn met velen, wilde ze maar zeggen… Op zaterdag 22 mei overleed mijn buddy en filmmentor Heddy, heel rustig, op haar gezicht dacht ik nog een kleine glimlach te zien. Een alles in overweging nemende, peinzende glimlach, zo zal ik me haar voor altijd herinneren.
In mijn ogen is het werk van Heddy één meesterlijke documentaire-dichtbundel over die menselijke veerkracht. Bijzondere en lieve mensen moest ik in de research gaan zoeken, zo leerde ze me vanaf het moment dat ik als stagiaire toevallig bij haar terecht kwam. Of toevallig? “Toeval bestaat niet” – een uitspraak van Bernlef die ze graag citeerde - “het ontstaat.” Als jongeling leerde ik in rap tempo Heddyiaans spreken (zo noemde ik het plagend) en die lessen in leven en taal gingen jarenlang door… Als filmmaker bouw je zelf aan een huis, maar je moet altijd het raam open laten staan voor de werkelijkheid. Hoe je een filmplan moest schrijven door je hele hart in de woorden te leggen. Dat een onderwerp nog geen filmidee is: een filmidee draagt een belofte van vorm in zich. Dat je de logica altijd even moet doorbreken, alles om bureaucratische starheid te voorkomen. Dat je personages moet dromen, dat je überhaupt in het leven moet dromen. In het Heddyiaans moest je de realiteit zelf vormgeven, want wat stelt het leven anders voor? Ik deel met jullie een van haar anekdotes: Heddy had onvoorstelbaar groot liefdesverdriet en leefde in een waan, zoals Roland Barthes dat in A Lover’s Discourse - de taal van de verliefde - beschreef. Ze was waanzinnig van verdriet en haar therapeut adviseerde haar weer eens met beide benen in de realiteit te gaan staan. “Maar waarom zou ik dat doen? Kun jij me beloven dat de werkelijkheid een betere plek is om te leven?” Touché, althans in Heddy’s versie van de werkelijkheid; haar therapeut had geen antwoord.
Het fascineert me dat een documentairemaker zo’n weerstand had tegen de werkelijkheid, althans, tegen de grijze en sombere variant ervan. Toch had de harde werkelijkheid van een gebroken hart haar ook tot bescheidenheid gemaand. “Pas toen ik op het randje van de gekte van de verlatene besefte dat ik een heel gewoon mens was, geen ons beter, slechter of slimmer dan alle passanten op straat, pas tóen ben ik goede films gaan maken,” zei ze. Dat schaamteloze besef van wat het betekent om 'gewoon' mens te zijn heeft haar wereldwijd tot filmkunstenaar gemaakt, al bleef ze zelf wars van het hoogdravende woord. Zij zag zichzelf liever gewoon als filmmaker. Maar wel eentje die vocht tegen de lagere status van de documentaire ten opzichte van de speelfilm. Van huis uit was ze fictieregisseur en ze heeft prachtige speelfilms gemaakt als Hersenschimmen en Tot Ziens. Maar in de documentaire vond ze haar stem; daar kon ze zichzelf uiten zonder álles te hoeven verzinnen. Dat vond ze vermoeiend, onnodig bovendien voor wie nieuwsgierig is, en ook ik vond haar daar op haar mooist: op het grensgebied van droom en werkelijkheid.
Een straatvechter, dat was ze ook. Ik zal nooit vergeten hoe ze op de rode loper van het Nederlands Film Festival, genomineerd voor een Gouden Kalf voor de film Crazy, een fotograaf aansprak die verveeld stond te wachten tot de volgende Carice van Houten zou arriveren. “Waarom wilt u geen foto van mij maken? Weet u niet dat ik ben genomineerd voor een Gouden Kalf?” De shownieuws fotograaf keek haar glazig aan, en later op die avond wón ze die prijs. Ambitieus was ze, en ze zocht ontegenzeggelijk naar de erkenning die nooit het verdriet uit haar jeugd zou wegnemen. Maar sterker was haar behoefte om zichzélf te vertalen naar film. En om de wonden van het menselijk bestaan, een oude bekende uit haar eigen familiegeschiedenis, te vertalen naar film.
Heddy wordt vaak geroemd om haar weergaloze gesprekken met 'gewone' mensen (wat bedoelen we daarmee?) Maar ze was ook diep geëngageerd, volgde het nieuws en de politiek op de voet. Zo keken we steevast naar verkiezingsavonden, alsof het WK-wedstrijden waren, ook in het besef dat de politiek maar zelden soelaas biedt. Om het menselijk lijden aan te kunnen, heeft de mens twee wapens meegekregen: de kunst van het herinneren én die van het vergeten. Vergeten, bijvoorbeeld, dat er een tijd was dat Joodse mensen niemand konden vertrouwen, iets waar haar vader haar te vaak aan had herinnerd. Ze kende de gruwelen van oorlog en de eenzaamheid van ballingschap als geen ander, maar ze herinnerde ons eraan dat het leven toch vooral vol schoonheid en veerkracht zit. Er is altijd muziek, beweging, verbeeldingskracht. En daarmee is ze tóch - in alle bescheidenheid - een kunstenaar geworden, een van de grote documentairemakers van onze tijd. Boven alles was ze een vriend. We praatten over film, het leven, de liefde - reisden heel Nederland en de halve wereld af, van Millingen aan de Rijn tot Minneapolis. Heddy had geen vooraf bedacht pad. Ze was een nomade, een wandelaar, die troost zocht tegen het verdriet. Melancholisch maar vrolijk, als een politiek statement, alles in beschouwing nemend.
Ester Gould, 24 mei 2022
(Redactie: Ester Gould is documentairemaker van o.a. Klassen en Schuldig)