Na de Tweede Wereldoorlog ontstaan ideeën om de sociale scheidslijnen binnen het onderwijs te verkleinen. Het moet minder vanzelfsprekend worden dat kinderen uit de arbeidersklasse naar de ambachts- of huishoudschool gaan, en met name kinderen van welgestelden naar het gymnasium.
Het duurt jaren om voldoende draagkracht te krijgen voor deze plannen. Pas in 1963 komt onderwijsminister Jo Cals met de Mammoetwet, die eigenlijk Wet op het voorgezet onderwijs heet. Die wet zorgt voor een grote onderwijsvernieuwing en heeft als doel die ongelijkheid te verminderen. De wet betekende onder meer het einde van de huishoudschool en de mulo, en de start van de mavo, havo en het atheneum.
De Mammoetwet omschreef ook een brugklas, die diende als overbrugging tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Pas na de brugklas zou de keus voor een definitief schoolniveau volgen, om fouten in het advies dat een leerling op de basisschool kreeg nog recht te kunnen zetten. Helaas, dat idee bleek niet te werken. Het niveau tussen leerlingen was te groot, en in 1993 werd de algemene brugklas afgeschaft en vervangen door een basisvorming per niveau. De term bleef wel hangen.
Tekst gaat door na afbeelding