Bekijk hier alle hoogtepunten van Mag Het Licht Aan Festival 2019
'Ik wil', zei Sinan Can eens over zijn documentaire In het Spoor van IS, waarin hij reist langs de pleisterplekken van het gevallen kalifaat in Syrië en Irak, 'Ik wil laten zien wat het leed van de ander is, 5.000 kilometer verderop. Zodat wij begrijpen wat zij voelen, waarom ze vluchten.'
Het is een mooi citaat omdat het vertelt wat empathie is. Inlevingsvermogen. Proberen te voelen wat anderen voelen, met als doel: begrijpen.
En dat zo goed kunnen, dat je die verhalen vervolgens kunt overdragen op kijkers, lezers, luisteraars, die er zelf niet bij waren. Opdat ook zij begrijpen. Opdat ook zij voelen wat een volslagen vreemdeling voelt, een inwoner van een totaal andere wereld die dingen heeft meegemaakt waar we ons hier niets bij kunnen voorstellen.
We hebben verhalen nodig die met begrip en invoelingsvermogen zijn verteld, om de wereld te begrijpen, die, om Melisandre, de priesteres uit Game of Thrones te citeren, vaak duister is, en vol verschrikkingen.
Slachtoffers begrijpen is niet zo ingewikkeld. Althans, dat zou je denken. Maar de vraag wíe het slachtoffer is, is afhankelijk van je perspectief. Politici zijn er meesters in om dat perspectief om te draaien.
Gedenk de uitspraken van een Eerste Kamerlid voor het Forum voor Democratie die Joden die naar de gaskamers werden afgevoerd, passiviteit verweet – eigen schuld, dikke bult dat je slachtoffer bent geworden, sukkel.
Gedenk ook het plannetje dat een Tweede Kamerlid van de VVD deze week lanceerde om het redden van migranten op zee strafbaar te stellen: vier jaar cel of 83 duizend euro boete schreef hij met een dikke viltstift op zijn proefballonnetje. Want waar de een slachtoffers ziet van achterstelling of onderdrukking of burgeroorlog of armoede, ziet een ander een profiteur die afgestraft dient te worden.
Nog ingewikkelder wordt het als je de mensen probeert te begrijpen die ze doorgaans daders noemen, degenen die hebben gemoord, onthoofd, handen afgehakt, kinderen bomgordels hebben omgegespt en vervolgens een drukke markt hebben opgestuurd, enthousiast hebben meegedaan aan genocide, of anderen daartoe hebben aangezet.
Van jihadisten die voor IS hebben gevochten weten we dat ze mensen in kooien opsloten om ze vervolgens in brand te steken, of te verdrinken, of als Jezidi-slavin te verhandelen. Dankzij heel veel dappere journalisten onder wie Sinan Can die daar heen gingen om ons de verhalen te vertellen, weten we dat ze massa-executies uitvoerden, met nekschoten of onthoofdingen of kruisigingen, dat ze kinderen dwongen daarnaar te kijken, dat ze kinderen onthoofdden.
De verhalen vermengen zich in mijn hoofd met de genocide in Rwanda, waar in honderd dagen tijd bijna één miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s zijn vermoord door een kolkende massa, met machetes in stukken gehakt, bij elkaar gedreven en levend verbrand. Buren vermoordden buren, en collega’s vermoordden collega’s. Het Victoriameer was vergiftigd door de lijken die erin dreven; de handel in Victoriabaars, een roofvis die tussen de lijken zwom en die we bij ons op de vismarkt in Delft graag kochten omdat-ie zo lekker stevig was en niet duur, werd stilgelegd.
De verhalen vloeien ook over in de verhalen over de etnische zuiveringen op de Balkan, waarbij de Bosnische Serviërs hun moslim-landgenoten massaal hebben verkracht, vermoord en verdreven.
En één verhaal wat me daarvan is bijgebleven, is dat een groep Bosniakken zich had verstopt, ze moesten muisstil zijn want de Serven waren vlakbij. Er was een baby in het vluchtende gezelschap; als die zou huilen, zouden ze ontdekt worden en allemaal genadeloos worden vermoord. Maar ook de baby hield zich tot ieders opluchting keurig muisstil.
Toen de Serven waren doorgereden, en de groep weer eventjes vrijuit kon ademhalen en praten, begrepen ze waarom de baby zo stil was geweest: de oma die het kind bij zich had gehouden, had het mondje zo stevig dichtgedrukt en zoveel dekens om het gezichtje gewikkeld, dat de baby was gestikt. Ze zou nooit meer geluid maken.
Dat dit ene voorval me is bijgebleven, relatief klein leed in die enorme brij aan gruwelverhalen uit Bosnië die ons toen bereikten, bewijst de kracht van verhalen. Zo’n verhaal maakt invoelbaar hoe redeloos groot de angst was voor redeloos grote wreedheden. Verhalen verrijken het begrip, ze voeden de empathie, verhalen laten ons meevoelen.
Rwanda, Bosnië, Syrië & Irak: het zijn allemaal gebeurtenissen die zich hebben voltrokken in mijn volwassen leven; ik heb ze live kunnen volgen. En dan hebben we Congo nog niet behandeld, of de parade van Latijnsamerikaanse dictators die tegenstanders in gedrogeerde toestand uit vliegtuigen lieten werpen, of zwangere guerrillavrouwen lieten opensnijden om het addergebroed dat ze in hun buik droegen te doden. Het kwaad is onbegrensd, en het zit overal.
Moeten we ook dat allerdiepste zwart proberen te voelen, moeten we ons proberen in te leven in een massamoordenaar, moeten we afdalen in het donker en de aantrekkingskracht van het diepste duister proberen te voelen?
Ja, dat moeten we.
Niet om te vergeven, maar om te begrijpen.
Niet om sympathie te kweken, maar empathie – die twee worden nogal eens met elkaar verward, maar ze vloeien niet noodzakelijkerwijs uit elkaar voort. Niet om de welzijnswerker uit te hangen, maar om te snappen waar het kwaad huist en hoe een keten van kwaad werkt.
Want als je de zaken afpelt, staat achter de moordenaars, de slagers, de verkrachters, waar onze afschuw zich op concentreert, een ring van mensen die hun daden faciliteren. De mensen die de administratie doen, de mensen die de wapens regelen, de mensen van de voedselvoorziening, de vrouwen die ze staan toe te juichen. Daarachter staan opdrachtgevers. En achter de opdrachtgever iemand die de boel heeft opgehitst. En daarachter schuilt een overambitieuze regionale machthebber die kansen ruikt. En daarachter een lange geschiedenis van stammenstrijd en verdeeldheid. En daarachter cynische wereldleiders die belangen bewaken die vele malen groter zijn dan de toevallige burgers van Aleppo, of Kigali of Srebenica.
Hoe dat duister werkt, dat heeft Koert Lindijer onlangs prachtig uitgelegd. Lindeijer is al een mensenleven lang correspondent in Sub-Sahara Afrika voor de NRC en hij heeft de genocide in Rwanda verslagen.
En hij zegt dit: ‘Hoe doe je dat, hoe kan je iemand in stukjes snijden, hoe kan je iemand doodknuppelen. Ik zou bijna zeggen tot mijn schaamte heb ik dat leren begrijpen. Je moet goed gebrainwashed zijn om het te doen, je kan ook een kip slachten en een koe, dus kan je ook een mens slachten, als je in jouw visie die mens niet meer als mens ziet.
Het geeft ook een gigantisch gevoel van macht. Dat jij in staat bent iemand anders in stukjes te snijden. En dat je begint bij de voet en dan de knie en dan de arm, dat je iemand niet direct afmaakt maar hem in leven houdt en aan het eind, 24 uur later, snijd je iemands penis af en stop je die in de mond en dan stikt iemand, die inmiddels tot een romp is teruggebracht. En dat geeft een enorm gevoel van macht.’
Lindijer ging later praten met génocidairs die in de gevangenis zaten en die vertelden hem hoe het werkt. De leiders zetten je ertoe aan, onder invloed van drank. Er is competitie – heb jij er tien gedood? Ha, ik twintig! Er is de volledige dehumanisering van de tegenstander. Er is de belofte dat jij het stukje land krijgt van degene die je ombrengt. En er is dat euforische gevoel van macht, van onoverwinnelijkheid als je hebt gedood.
'En al die elementen,' zegt Lindijer, ‘maken het mogelijk in elk deel van de wereld, op elke plaats, dat dit soort dingen kunnen plaatsvinden.’
En daarom moeten we altijd blijven proberen te begrijpen, te voelen wat zij voelen. Grenzeloos empathisch zijn ja, zonder dat te verwarren met sympathie of met goedkeuring.
Opdat we rechtvaardig kunnen straffen. Opdat we nooit vergeten dat het kwaad geen uitzondering is. Opdat we bijtijds nieuwe haarden van duisternis kunnen herkennen. En opdat we dan bijtijds het licht proberen aan te doen.