‘Rechtvaardige belastingen lijken me niet meer dan logisch, en die hebben we nu niet – de middenklasse betaalt relatief meer belasting dan de superrijken, en burgers relatief meer dan bedrijven. En dan heb ik het nog niet eens over de gaten in de belastingwetgeving, die het vermogende mensen nu mogelijk maken om geen of weinig belasting te betalen. Belasting is een impopulair, technisch onderwerp, maar we zouden er echt vaker over moeten spreken.
Een gelijkere verdeling van hetzelfde geld leidt tot veel meer welvaart en kwaliteit van leven onder mensen, en veel minder lijden. Dat zeggen filosofen overigens al decennia, zonder succes, maar dat is geen reden om op te houden deze argumenten te herhalen.
Als de fiscale regels veranderd worden, zodat er meer geld van de rijken naar de schatkist gaat, kan het daarna worden ingezet voor meer gelijkheid. En dat is hard nodig, zelfs binnen rijke landen als Nederland zijn er grote verschillen. Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek leven ruim 277.000 minderjarige kinderen in Nederland in armoede. Dat is niet alleen triest en onrechtvaardig, maar ook een slechte besteding van middelen.’
In haar essay levert Robeyns niet alleen kritiek op de idee dat extreme rijkdom te rechtvaardigen valt op basis van verdiensten. Ze geeft nog een aantal redenen waarom extreme rijkdom een moreel probleem zou zijn.
Zo zou het onze democratie in gevaar brengen, omdat rijkdom politieke macht geeft. Als een rijke persoon grote donaties doet, heeft hij bijvoorbeeld invloed op de keuzes die een politieke kandidaat of partij maakt. En in de Verenigde Staten kunnen doorgaans alleen nog zeer rijke mensen zich kandidaat stellen voor het Congres, omdat campagne voeren een fikse investering van eigen middelen vraagt.
Op papier heeft iedereen een gelijke stem – one man, one vote – maar in werkelijkheid zit de macht bij de kleine meerderheid van superrijken, stelt Robeyns. Daarmee sluit ze zich aan bij de boodschap van de Franse econoom Thomas Piketty, die in 2013 met zijn boek Kapitaal in de eenentwintigste eeuw velen ervan overtuigde dat ongelijkheid niet gunstig is voor de samenleving als geheel.
Ook vindt Robeyns extreme rijkdom niet te verzoenen met onze ecologische plichten. Superrijk zijn gaat vaak gepaard met wonen in een villa met vele kamers, een eigen zwembad en veel vliegreizen – al dan niet met een eigen vliegtuig. Daarmee vormt rijkdom een probleem voor het klimaat door hoge CO2-uitstoot.
‘Uiteraard hebben niet alle rijken bijgedragen aan het beschadigen van de aarde’, schrijft Robeyns, ‘maar het omgekeerde is wel het geval: velen die de aarde beschadigd hebben, maken deel uit van de club van rijken en superrijken, en ze hebben hun fortuin vaak te danken aan processen die ecologische schade veroorzaken. Het is dus niet meer dan fair dat ze de rest van de mensheid daarvoor compenseren.’
Oftewel, de rijken moeten veel meer geld bijdragen om de klimaatcrisis tegen te gaan dan ze nu doen. Robeyns: ‘Als de vervuiler niet betaalt, schuift hij die kosten onrechtmatig af op de samenleving.’