'Eind jaren zeventig, begin tachtig ben ik gewoon begonnen,' zegt Terts. 'Ik was muzikant, speelde in een bandje, we konden een tent lenen en zijn gewoon gaan spelen. Totdat iemand tegen me zei: "Weet je wat jij moet doen? Je moet naar een oude loods in Hilversum." Daar stond een wagenkerkhof van Circus Strassburger: wagens, tenten van drie generaties circus, posters, pakken, van die dingen waar olifanten op staan, alles. Het stond weg te rotten in die hal, waar de regen door het dak kwam. Zegt die man: "Die mag je zo meenemen", want hij moest er van af.
'De tourwagen van pa Strassburger gebruiken we nog steeds, die heb ik dit jaar opnieuw geschilderd. En de wagen waar we nu in zitten, was de salonwagen van Elly Strassburger, artiest en later directeur van het circus. Elly zei destijds: "Ik vind jullie aardig, dus jullie mogen de wagens hebben, maar je mag ze nooit aan Boltini (het andere grote circus dat toentertijd door Europa reisde, RL) geven".'
Als je de familie Brinkhoff zou afficheren als een circus- of kermisfamilie, dan zullen ze dat zeker als compliment beschouwen. Jongste zoon Laszlo, die al twee jaar in een woonwagen woont (en dit jaar "campingbaas" is op de Parade), zegt dat de familie er inmiddels naar streeft om zo te leven.
'Van een circusdirecteur heb ik geleerd dat je een tent over de mensen heen moet zetten,' zegt Terts. 'Je moet met kunsten niet iets heel moeilijks in een bos gaan doen, of een hoge drempel opwerpen in een schouwburg. Je moet naar de plekken waar de mensen al zijn en dan gewoon een tent over die mensen zetten. Dat zijn wetten van het vak, die we gaandeweg en spelenderwijs hebben geleerd. Een lid van onze raad van bestuur zei ooit dat de Parade refereert aan een gevoel dat iedereen heeft. Het gevoel van: Ik wil met het circus mee, reizen van stad naar stad, de ultieme vrijheid.'