Ideeën die wij koesteren, bijvoorbeeld het idee dat wij een innerlijk hebben, waar onze eigenheid en onze persoonlijke schatten in schuilen, zijn vrij recent en vinden hun oorsprong in de godsdienstgeschiedenis. Wat voor wezens wij geworden zijn, en waarom, kun je deels alleen maar achterhalen wanneer je naar religieuze verhalen kijkt. Als we die verhalen vergeten, vergeten we wie wij zijn. Dat geldt ook voor het verhaal van Pasen.
Pasen is van oudsher het belangrijkste feest van de Christenheid. Kerst kwam pas veel later. Het viert het feit dat Christus uit de dood is opgestaan en dat de mensheid daarmee werd verlost. De dood was geen eindpunt meer; het leven was niet zinloos. Maar daaraan ging wel een lijdensgeschiedenis vooraf: de kruisiging van Christus.
De Vlaamse psychiater Dirk De Wachter wijst erop dat we als moderne mensen verleerd zijn om te lijden. Pasen is het feest dat ons herinnert aan het feit dat het leven ook uit lijden bestaat en niet alleen uit plezier, wil het leven zin krijgen. Dat lijken we een beetje vergeten te zijn. We moeten een verstandhouding ontwikkelen met de minder aangename kanten van het leven. Het paasfeest gaat over in het reine komen met de dood.
De dood is niet een noodlot dat je overkomt en dat ons bestaan ontkent, maar hoort bij het leven. In het paasverhaal heeft de dood niet het laatste woord, zoals de wederopstanding van Christus symboliseert. Nu zullen er weinig mensen - inclusief kerkelijken - zijn die daar nog zo letterlijk in geloven, maar het geeft de dood wel een plek in het leven.
Als we de dood niet langer zien als de ontkenning van het leven, wordt dat leven ook minder waardeloos. Voor ongelovigen betekent dat accepteren dat het leven eindig is, en geluk proberen te vinden in het hier en nu, niet in iets dat in de toekomst ligt. Steeds meer mensen lijken daar behoefte aan te hebben, getuige van het succes van de The Passion, dat jaarlijks door miljoenen mensen bekeken wordt. Dat succes is niet alleen te verklaren vanuit de populaire liederen die gezongen worden.
Het zijn mensen die op zoek zijn naar een kader, naar een traditie die het leven betekenis geeft. Want die betekenis kunnen we zelf niet aan ons leven geven, die valt je toe. In die zin kan de passie ook veel bieden aan mensen die niet geloven. Dat zie je bij de passies van componist Johann Sebastian Bach. Die hebben geen kerkelijke setting meer nodig, het gaat erom dat ze mensen het besef geven boven zichzelf uitgetild te worden en op een hoger plan van betekenis terecht te komen.
Dat kun je invullen met religieuze noties, maar dat hoeft niet. De ervaring dat de zin van het leven je daarin als een geschenk overkomt, dat je die niet helemaal zelf maakt, is daar sterk genoeg voor. Denk bijvoorbeeld aan wat er gebeurt wanneer ouders een kind krijgen. Die ervaring is veel sterker dan wat wordt uitgedrukt door 'een kindje maken'. Natuurlijk weet iedereen inmiddels hoe dat allemaal fysiek gebeurt en dat je daar ook de nodige inspanning voor moet doen. Maar toch ervaren ouders de geboorte van een kind als een geschenk. Zonder dat je je daarbij dan direct hoeft af te vragen door wie het dan geschonken is.
We hebben die ervaringen nodig in het leven, anders wordt het een nogal duffe en grauwe zaak. Alle mensen verlangen naar geluk, naar de ervaring dat het leven boven zichzelf uitstijgt en daarin – en nu gebruik ik met opzet een christelijke term – verlost wordt. Maar dergelijke ervaringen zijn hoogstens in zeer beperkte mate te sturen. Je moet je ervoor openstellen, en gebeurtenissen als Pasen, die juist om zo'n verlossingservaring draaien, zijn daar uitgelezen momenten voor.