Aan de volgende tafel, bij het hoofdgerecht, verlegt het gesprek zich naar de politiek. ‘Wat mij zorgen baart is de polarisatie in standpunten’, zegt Koen. ‘Of misschien moet ik het digitaal denken noemen. Je hebt maar twee smaken: je bent voor of tegen Zwarte Piet, voor of tegen opvang van vluchtelingen, voor of tegen Europa. Ik signaleer een tendens om alles te versimpelen. De nuance verdwijnt uit het debat. Je ziet het terug in referenda: die bestaan doorgaans uit vraagstellingen waar je alleen ja of nee op kunt zeggen. Zo’n polarisatie in standpunten is een uiting van onze onverdraagzaamheid. We worden steeds intoleranter ten opzichte van immigranten en vluchtelingen.’
‘Borrelpraat,’ reageert mijn buurman, terwijl hij een glas rode wijn inschenkt. ‘Je hebt je te veel laten beïnvloeden door berichten in de media. Als er protest is tegen een asielzoekerscentrum, komt dat meteen op tv. Maar feitelijk zijn we juist positiever over nieuwkomers geworden. Twintig jaar geleden vonden vijf op de tien Nederlanders nog dat hier te veel mensen van een andere nationaliteit wonen. Nu zijn dat er nog maar drie op de tien. En vergeleken met andere Europese landen heeft Nederland een positieve houding ten opzichte van vluchtelingen. De meesten - tachtig procent - vinden dat we vluchtelingen moeten opvangen en hebben geen bezwaar tegen een asielzoekerscentrum in hun buurt. In België bijvoorbeeld is de steun daarvoor veel lager, rond de dertig procent.’
Koen herneemt zich. Hij ziet ook bemoedigende ontwikkelingen. Volgens hem worden we ons bewust van het belang van hergebruik, van duurzaamheid. ‘Nederland telt meer dan duizend kringloopwinkels. En dan zijn er de Repair Cafés waar je kapotte spullen kunt brengen, die vervolgens door vrijwilligers worden opgelapt. Zij zorgen ervoor dat de oude stofzuigers, laptops en jassen een tweede leven krijgen. Weten jullie dat er inmiddels 1400 van zulke cafés zijn in 33 landen?’
Ik neem afscheid van Koen, want de volgende gang wordt geserveerd. Bij het toetje beland ik weer naast Jacinth, de collega die in de overvloed aan eten de paradox van de vooruitgang zag. Dat komt goed uit, want ze was nog niet uitgepraat. Ze heeft nog een schijnbare tegenstelling voor me in petto.
‘Dankzij ons massaal gebruik van sociale media zijn we op elk moment van de dag verbonden met wie me maar willen. Dat vind ik prettig en bemoedigend. We kunnen informatie en ervaringen snel delen met anderen, maar dat zorgt tegelijkertijd voor een verkokering van aandacht en concentratie. We checken voortdurend onze mail en apps, bang als we zijn om iets te missen. Misschien gebeurt er elders op de wereld wel iets interessanters dan hier. Wanneer heb je nog echt onverdeelde aandacht voor iemand?’
Volgens Jacinth schept de overvloed aan informatie een tekort aan aandacht. Ze ergert zich vaak aan mensen die steeds op hun telefoon zitten te kijken. Zijn ze wel geïnteresseerd in wat zij te zeggen heeft? Hun gerichtheid op hun digitale berichten slurpt alle aandacht op. En tegelijkertijd betrapt ze zichzelf ook op dit gedrag. Ze citeert de Israelische historicus Yuval Noah Harari, die waarschuwt voor wat hij de ‘aandachtshelm’ noemt: de gerichtheid op specifieke taken om snel beslissingen te kunnen nemen, iets wat de moderne samenleving van ons vraagt. Hij vreest dat als we de aandachtshelm in steeds meer situaties gaan gebruiken, we misschien onze tolerantie voor verwarring, twijfels en onzekerheden verliezen.