Deze week, direct op 1 juni, had ik weer eens een live-voordracht, in Den Haag. De directeur van het centrum kwam me enthousiast tegemoet en stak haar hand uit. Een beetje stuurs en verbaasd keek ik haar aan. Dat deden we toch niet meer? Ik ben er inmiddels al een beetje aan gewend. Had deze mevrouw de afgelopen 11 weken en 4 dagen niemand ontmoet, misschien?
Na mijn enigszins onhandige ‘weigering’ vroeg ik me af of we ooit het sein veilig krijgen en onze weer de oude gewoontes oppakken, of hoe we op een andere manier een zekere spontaniteit in de ontmoeting terugkrijgen. Een dag later trof ik voor mijn kantoor een oud-collega die me (demonstratief?) een schouderklopje gaf. Een aanraking van een vreemde. Ben ik ook niet meer gewend, en ik reageerde er een beetje schichtig op.