Gisteren lunchte ik met iemand met wie ik bevriend ben geraakt sinds mijn onzekere eerste stappen in de wereld van het theater, ruim twee jaar geleden. Hij leeft van het theater, ik ben slechts een min of meer toevallige passant, maar we vonden dat we elkaars steun wel even konden gebruiken nu we vorige week te horen hadden gekregen dat ons volgende gezamenlijke project in het theater in het laatste kwartaal van dit jaar niet doorgaat.
De mosterdsoep was nog niet op, of we waren enorm aan het somberen en tijdens de garnalenragout in bladerdeeg - lekker eten is hoe dan ook het devies, zolang Bruin het financieel nog kan trekken - was er geen houden meer aan. Een korte samenvatting van onze klaagzang: De theaters gingen als eerste dicht en zullen als laatste opengaan. Als ze weer opengaan. Want de aanstaande anderhalve metersamenleving zal iedere bedrijfsvoering onmogelijk maken (in een sector die toch al moeite had het hoofd boven water te houden sinds de eliminatiepogingen van toenmalig staatssecretaris Zijlstra).
De vrije producenten, die voor 70 procent van het aanbod verantwoordelijk zijn en bij wie ook onze productie onderdak had gevonden, zijn financieel op sterven na dood door de plotselinge lockdown, waardoor de voorstellingen die al in productie waren en waarin al tonnen waren geïnvesteerd, werden afgelast. Die 300 miljoen extra, die de staatssecretaris in het vooruitzicht heeft gesteld? Een fooi. En bovendien gaan die vooral naar de musea, orkesten, gezelschappen en organisaties die al rijkssubsidie kregen.