Toen ik afgelopen zaterdag boodschappen deed voor mijzelf en mijn buurman, die in meer dan één opzicht behoort tot wat in deze tijd van corona de risicogroep is gaan heten, leek het wel alsof de halve buurt - gemiddelde leeftijd rond de veertig, de andere helft is naar schatting zeventig plus en zat thuis - een voorschot nam op Koningsdag. Het was enorm gezellig. In de rij voor de slager werden, behalve nummertjes, ook kartonnen bekertjes rosé uitgedeeld om het wachten te veraangenamen. Kortom: het was krankzinnig druk. Het is blijkbaar uit met de (al dan niet zelf) opgelegde discipline om thuis te blijven.
Kortzichtig en egoïstisch? Misschien. Onbegrijpelijk? Nee.
Ik hou niet van al die uit de losse mouw opgeschreven rekenmodellen waarin gezondheid tegenover de economie wordt gezet. Ik vind de intentie, de zelfzucht, die eruit spreekt over het algemeen nogal misselijkmakend. De vraag is wel: met wie moeten we op dit moment solidair zijn en vooral: hoe? Er wordt gezegd: met de kwetsbaren uit de samenleving. Wie zijn dat? Ouderen, kinderen, kansarmen. Maar kinderen blijken niet of nauwelijks vatbaar voor het virus, de kansarmen worden het eerst en hevigst geraakt door de huidige en aanstaande economische ineenstorting en veel bejaarden kwijnen nu weg in verpleeghuizen of thuis, snakkend naar contact met familie en, bij eventueel gebrek daaraan, andere mensen in hun nabijheid.