Ik heb goede jeugdherinneringen aan Pasen. Wij geloofden thuis niet in god en wederopstanding, maar des te meer in de komst van de lente. Dus beschilderden mijn moeder en ik eieren, mocht ik me twee dagen lang tegoed doen aan chocoladepaashaasjes en aten we bij de lunch matzes.
Die laatste gewoonte was een overblijfsel uit de jeugd van mijn vader, die met zijn ouders Pesach vierde ter herinnering aan de uittocht van het joodse volk uit Egypte. Hij mocht ze graag eten met pekelvlees, ik kon mij een jaar lang verheugen op de variant met boter en suiker, die om redenen van opvoeding en gezondheid de rest van het jaar verboden was.
Ook deze zondag eet ik – in m’n eentje, maar traditie is traditie - wederom matzes met boter en suiker en dit jaar is dat helemaal gepast nu Pasen en Pesach bij hoge uitzondering samenvallen.