Geduldig wachtend in de zon in de rij bij de bakker draait de mevrouw voor mij zich plotseling om en zegt: "Het lijkt wel oorlog, hè?" Ik schat haar een jaar of vijftig. Ik hoor het steeds vaker, die vergelijking met de oorlog. En oorlogstaal. We hebben het over het front, we applaudisseren voor onze helden.
"Wat doet u zo denken aan de oorlog," vraag ik voorzichtig. Ik ken mijn eigen felheid bij dit soort vergelijkingen. Misschien komt het doordat ik de dochter ben van een vader die in de Tweede Wereldoorlog ondergedoken heeft gezeten om het lot van zijn ouders en zijn zuster te ontlopen, die naar het concentratiekamp waren gedeporteerd. Of misschien komt het doordat de gruwelijke beelden van hedendaagse oorlogen en hun gevolgen, de aangespoelde vluchtelingen op Europese stranden, of de ellende in de kampen waar ze worden opgevangen als ze hun vlucht hebben overleefd, nog helder op mijn netvlies staan.