Marli Huijer - te gast in de vierde aflevering van Het Filosofisch Kwintet - ziet dat we alsmaar meer verwachten van de gezondheidszorg, maar minder zorg dragen voor elkaar. "In Nederland hoort iedereen gelijke toegang tot gezondheidszorg te hebben," zegt zij. "Maar in de praktijk gaat individuele vrijheid vaak ten koste van het algemeen belang." Huijer richt zich op de filosofie van mens en cultuur en hoe we onszelf en elkaar disciplineren vreedzaam samen te leven.
Met dank aan de geneeskunde kunnen we steeds ouder worden, maar hoe gezond is dat eigenlijk voor onze samenleving? HUMAN spreekt met Marli Huijer, filosoof en hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Volgens Huijer moeten we ons anders gaan verhouden tot veroudering en de dood: “Als je vanuit het collectieve belang denkt, ben je in staat om na te denken over wat jouw plek is in een keten van generaties van mensen."
We kunnen steeds langer gezond blijven. Gaat dat in tegen het algemeen belang?
"Ja, absoluut. Hoe langer je leeft, hoe groter je ecologische voetafdruk. Als de hele huidige wereldbevolking, acht miljard mensen, tien jaar erbij zou krijgen, kom je uit op een miljard ‘extra’ mensen. Dat is een bizar idee. En het wordt alleen maar erger als die oude mensen veel reizen en fossiele brandstoffen gebruiken, hard stoken in een groot huis en veel medicijnen gebruiken, die enorm vervuilend zijn voor het milieu.
Daarom is het belangrijk om te realiseren dat het gewoon niet kan dat de hele wereld nog veel langer gaat leven. We hebben een collectieve verantwoordelijkheid, maar die wordt nu helemaal losgelaten vanuit het idee: ik wil ouder worden en zo gezond mogelijk. Dat is puur individualistisch eigenbelang."
Maar het is toch niet zo gek dat we alle mogelijke zorg willen inzetten?
"Ik zou het de zieken niet verwijten, maar het lastige is dat je het lijden niet uit het leven kunt weghalen. Wij zijn steeds bezig om de acute dood te bestrijden. Sterven aan een hartaanval vinden wij verschrikkelijk, dus dat moet ook op alle mogelijk manieren voorkomen worden.
Om sterven aan acute infectieziektes te voorkomen, gooien wij de samenleving dicht. Sterven aan ouderdom is bijna uitgestorven. Allemaal heel nobel, maar zo bewegen we als samenleving naar een stervenscenario waar je op het laatst alleen nog maar aan kanker en dementie overlijdt. De uitkomst is dat we steeds langer aan het sterven zijn. Maar willen we dat eigenlijk wel?
Ik denk soms: ik ga een beetje ongezond leven omdat de hoeveelheid 90-jarigen die naar de dood verlangen, maar gewoon te gezond zijn om te sterven, de komende decennia alleen maar groter worden.
Waarom mag je niet sterven aan een fietsongeval en wel aan dementie? Ik wil niet dood aan een fietsongeval, maar al helemaal niet aan dementie. En omdat we daar niet over willen nadenken, krijg ik woede over me heen als ik daar een grapje over maak. Mensen vinden dat ik ze het leven afneem, grapjes over hún toekomst roept enorme agressie op."
Waarom willen we de dood dan steeds langer uitstellen?
"Dat is de verwaarlozing van wat ik ‘het huis van de sterfelijkheid’ noem. Een huis is een plek waar generaties voor en na jou wonen, waar je zelf in geboren wordt en ook in zal sterven. Die sterfelijkheid als iets wat bij de mens hoort, is aan het verdwijnen. Een oudere die zichzelf ziet als iemand die geleidelijk plaats maakt voor jongere, heeft een ander beeld van wat het leven betekent en zal daarmee ook andere keuzes maken dan iemand van twintig.
Als je vanuit het collectieve belang denkt, niet alleen in ruimte maar ook in tijd, ben je in staat om na te denken over wat jouw plek is in een keten van generaties van mensen. Maar het idee dat elke levensfase een eigen karakter heeft en daarmee ook een eigen vorm van leven, is helemaal aan het verdwijnen. Voor ons is elk individu een soort abstracte eenheid geworden die in alle opzichten gelijk is, onafhankelijk van waar ze in het leven zijn."
Hoe verklaar jij die individualisering?
"De verantwoordelijkheid die we voor elkaar hebben, is steeds minder een onderdeel van ons dagelijkse leven. Sinds de jaren vijftig is alles in het hele dagelijkse leven veel meer gemedicaliseerd. Je denkt toch niet dat mijn grootmoeders ooit een dokter zagen als ze zwanger waren? Dat was onmogelijk. Bij de bevalling was er hooguit een vroedvrouw uit het dorp.
Als ik kijk naar de generatie van mijn kinderen, zitten ze nog vóór de geboorte in het medische circuit. Dat betekent dus ook dat de rol van naasten enorm geminimaliseerd is. We hebben in de geneeskunde een enorme wending naar gepersonaliseerde geneeskunde gemaakt. Dat betekent dat we het liefst op DNA-niveau kijken naar wat iemand heeft en welke behandeling je bij kanker moet hebben. Dat versterkt het verlangen van het individu om een vorm van gezondheidszorg te krijgen die perfect toegesneden is op de eigen persoon: ik moet alles zelf beslissen en mijn eigen belang vooropzetten.
Tegelijkertijd is ook het sociale weefsel dunner geworden. Door overheidsbeslissingen zijn organisaties die bijdragen aan de sociale infrastructuur wegbezuinigd. Buurthuizen en verzorgingshuizen die voorheen midden in de wijk stonden, zijn verdwenen. En het beleid van de overheid is dat oude mensen zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen, terwijl zij relatief weinig kinderen hebben en fysiek niet fit genoeg zijn om zelf een sociaal netwerk te onderhouden. Dat leidt tot grote eenzaamheid. Daar zie je dus dat dat de sociale infrastructuur, door de politieke keuzes die gemaakt zijn, het bijna onmogelijk maakt om voor elkaar te kunnen zorgen."
Hoe kunnen we wel weer voor elkaar gaan zorgen?
"Laten we proberen het sociale weefsel in de samenleving weer dikker te maken. Er gaat veel geld naar wetenschappelijk onderzoek om kanker en acute ziektes terug te dringen, maar relatief weinig naar een sociale infrastructuur waardoor mensen voor elkaar kunnen zorgen. Daar zou ik meer onderzoek naar willen. Dat je kijkt naar hoe het subsidiëren van buurtinitiatieven weer meer cohesie tot stand kan brengen, want oudere mensen zullen voor elkaar moeten gaan zorgen.
In 2050 heb je nog maar twee of drie mensen van de beroepsbevolking tegenover elke 65-plusser. Die twee of drie mensen moeten ook onder andere de politie en het onderwijs voor hun rekening nemen. Dat wordt een enorme puinhoop. De overheid moet nú investeren in het opbouwen van netwerken, waardoor verschillende generaties voor elkaar gaan zorgen. Het aantal mensen dat dagenlang met een botbreuk alleen thuis ligt voordat er iemand komt, neemt toe. Dat soort problemen zou je sociaal moeten voorkomen. Dat kan alleen als je een goede infrastructuur hebt."
En onze sterfelijkheid? Hoe zouden we daar beter mee om kunnen gaan?
"Mijn boek De toekomst van het Sterven (2022) is een pleidooi om na te denken over de grens aan de groei van de levensduur. Wanneer zeg je dat het genoeg is geweest? Op Zorgmonitor Nivel staat dat 96 procent van de 75-jarigen een chronische ziekte heeft. Stel je voor dat al die mensen helemaal niet naar de dokter gaan. Dan weet die dokter ook niet dat zij ziek zijn.
Ik werd een paar weken geleden gebeld door de huisarts-assistent die vindt dat ik jaarlijks mijn bloeddruk zou moet meten, omdat ik in de risicogroep val. Maar ik heb drie keer nee moeten zeggen voordat dit eindelijk geaccepteerd werd.
Als je niet uitkijkt, gaat die medicalisering zo ver dat als je nee zegt tegen een behandeling, je als een irrationeel persoon weg wordt gezet. Maar als je volmondig ja kunt zeggen tegen zorg, moet je ook nee kunnen zeggen."
Het Filosofisch Kwintet
Ikke, ikke, ikke en de rest…?
Zorgverleners en patiënten zijn vaak bezig met individuele belangen, maar wie draagt zorg voor een gezonde samenleving? Wordt de kloof tussen gezonde en ongezonde burgers groter? Hebben we te hoge verwachtingen van gezond ouder worden? En tot welke spanningen leiden scherpere keuzes met het oog op solidariteit? Te gast in deze aflevering: filosoof Marli Huijer, bestuurskundige Albert Jan Kruiter, chirurg Baukje van den Heuvel en filosoof Menno de Bree.