Waar vechten we voor?

Link naar klembord gekopieerd!
Bekijk de hele aflevering op NPO Start

Humans 'De publieke tribune' komt ditmaal vanuit de Johannes Post Kazerne in Havelte. In het publiek onder andere (ex-)militairen, burgers, reservisten en veteranen. Ze leggen hun persoonlijke ervaringen en vragen voor aan de Commandant der Strijdkrachten, admiraal Rob Bauer. Een gesprek over gebrek aan mensen, materieel, moreel en maatschappelijke erkenning binnen het leger.

Vroeger volstonden vaderlandsliefde en het zicht op een goede loopbaan voor voldoende toestroom bij Defensie. Vandaag lopen de kazernes leeg (meer dan 8.000 vacatures op krap 60.000 personeelsleden), hapert soms het materieel en zijn de talrijke buitenlandse missies vaak riskant. Louter krantenkoppen of de harde realiteit?

De maatschappij en het leger raken steeds meer van elkaar vervreemd. Weten we eigenlijk nog wie onze militairen zijn en vooral wat ze doen, zowel binnen de kazernes als op missie? Kortom: waar vechten we voor? Een vraag die echter niet alleen bij de bevolking leeft, maar ook bij de militairen zelf. Deze situatie zorgt ervoor dat het leger zich niet gewaardeerd voelt.

© Anna van Kooij

Rob Bauer is sinds 5 oktober 2017 Commandant der Strijdkrachten. Dit na het aftreden van Defensieminister Jeanine Hennis-Plasschaert en zijn voorganger Tom Middendorp vanwege het mortierongeval in Mali. Bij zijn aantreden beloofde hij meer openheid, beterschap en een duidelijk 'Nee' tegen onhaalbare missies. Is hem dat gelukt? Herrijst onder hem het leger of blijft hij grotendeels de handpop van Den Haag?

Drie vooroordelen over onze defensie

Er is een aantal vooroordelen over onze defensie die we tijdens de voorbereidingen van deze aflevering tegenkwamen. We zetten de drie meest gehoorde op een rijtje.

#1. De Commandant der Strijdkrachten (CDS) is de baas van onze krijgsmacht

Rob Bauer mag dan wel als Commandant der Strijdkrachten de hoogste militair van ons land zijn, de baas van onze krijgsmacht is hij niet. In tegenstelling tot veel democratieën ligt het opperbevel in Nederland in handen van de regering. Onze krijgsmacht voert uit wat Den Haag bepaalt.

#2. Ontevreden militairen kunnen net als verpleegsters, docenten en boeren gewoon staken

Een gapend personeelstekort, halflege kazernes, haperend of geen materieel en een moreel rond het vriespunt. Zo omschrijven criticasters de toestand van onze krijgsmacht. Dan zou je zeggen: volg de boeren, docenten en verpleegsters en trek de barricades op. Toch? Niet dus, want volgens de Militaire Ambtenarenwet mag de militair niet staken.

Tussen de burgerlijke en militaire rechtspositie bestaat een aantal belangrijke verschillen, die terug zijn te voeren op de bijzondere taken van de krijgsmacht. Militairen ‘dienen’ het land. Met die dienstbaarheid gaan verplichtingen gepaard die de Militaire Ambtenarenwet opgeeft. Die gaan over taakuitoefening overal ter wereld en het moeten aanvaarden van opgedragen taken, ook als ze niet tot de functie van de militair behoren.

Ondanks dat militairen dus niet ‘de straat op’ mogen, mogen zij wel deelnemen aan andere vormen van collectieve actie. Maar ook hier geldt: alleen als dit geen belemmering vormt voor de operationele inzet van de krijgsmacht. Daarbij komt nog eens een hierarchische personeelsstructuur van heb ik jou daar. Interessante vraag: wie maakt eigenlijk een krachtige vuist voor onze krijgsmacht?

#3. Onze huidige krijgsmacht is voldoende voor een klein land als Nederland

Met meer dan 8.000 vacatures en amper 60.000 personeelsleden kan onze krijgsmacht als werkgever nauwelijks nog met de burgerwereld concurreren, laat staan met andere grootmachten en/of NAVO-landen. Juist in het jaar dat we 75 jaar vrijheid vieren, lijkt onze krijgsmacht zich niet gewaardeerd te voelen.

Er gaan geen vlaggen meer uit als een colonne passeert, het groen van onze krijgsmacht opereert uitsluitend in het buitenland en het blauw van de politie domineert ons eigen straatbeeld. Misschien een typisch gevalletje 'uit het oog, uit het hart', maar een interessante vraag luidt wel degelijk: waar vechten onze jongens en meiden eigenlijk nog voor?