Het zwartepietendebat kreeg afgelopen weekend opeens een nieuwe wending. Toen ook voetbalsupporters lieten weten dat ze zich in de strijd zouden werpen en het op zouden nemen voor de knecht van Sinterklaas, besloot een aantal burgemeesters om demonstraties tijdens de intocht te verbieden. De openbare orde was in het geding. Maar ook de vrijheid van meningsuiting, zo vonden de Ombudsman, Amnesty International en het Centrum Openbare Orde. Met deze beslissing gaven de burgemeesters volgens hen een ongewenste boodschap af. In een democratische rechtsstaat heeft iedereen immers het recht om te demonstreren.
Door de nadruk op de vrijheid van meningsuiting was de aandacht voor de precieze argumentatie in de pietendiscussie even verslapt. Voor- en tegenstanders van Zwarte Piet hebben immers argumenten om hun mening te onderbouwen. Maar niet alle argumenten zijn even sterk; en bij een kritische beschouwing kom ik aan beide kanten drogredeneringen tegen.
Maar laat ik beginnen met de mantra van het ‘kinderfeest’. Of je nou voor of tegen Zwarte Piet bent, iedereen die er iets over wil zeggen, verklaart eerst plechtig dat Sinterklaas een kinderfeest is en dat we dat niet moeten verpesten. ‘Laten we het een beetje leuk houden met elkaar, de intocht is een prachtig kinderfeest, dat moet het blijven,’ zei onze premier afgelopen zondag in Leeuwarden. Met zo’n beginselverklaring legt hij de nadruk op de overeenkomst en niet op het verschil in mening over Zwarte Piet. Een retorisch sterke opening, ook al begint de mantra sleets te worden.
Tekst loopt door onder banner