Zes jaar geleden besloot Hans Hillen, minister van Defensie in het Kabinet Rutte-I, dat de marinierskazerne in Doorn verplaatst moest worden naar Vlissingen, waar een gloednieuw gebouw de ruim drieduizend militairen een beter onderkomen zou bieden. Lang bleef het stil, maar vorige week bereikte de discussie een hoogtepunt en bestookten politici en militaire vakbonden elkaar met argumenten. In de hitte van de strijd bedienden voor- en tegenstanders van de verhuizing zich van drogredeneringen, ook wel ‘logische denkfouten’ genoemd.
Nu de aanbesteding voor de bouw van de nieuwe kazerne in Vlissingen in volle gang is, krijgen de mariniers het benauwd. De meesten willen helemaal niet naar Zeeland: ze zijn bang dat ze hun koophuis straks niet meer kwijtraken en dat hun partners er geen werk kunnen vinden. In het eerste kwartaal van 2018 namen dan ook 73 mariniers, onderofficieren en officiers ontslag - dat is drie keer zoveel als normaal. ‘Dit tast de Nederlandse gevechtscapaciteit ernstig aan,’ zei Bert van de Wakker, voorzitter van de medezeggenschapscommissie van het Korps Mariniers tegen de Volkskrant. ‘Als dit zo doorgaat, is er straks geen korps meer om te verhuizen.’
En hier hebben we de eerste denkfout al: een hellend-vlakredenering. Van de Wakker doet alsof de huidige situatie onvermijdelijk tot een extreem eindpunt leidt, terwijl er nog vele tussenmogelijkheden zijn. De uitspraak van de voorzitter van de medezeggenschapscommissie klinkt plausibel, maar zo ver komt het natuurlijk niet, al was het alleen maar doordat het Korps ook nieuwe aanwas krijgt. Zoals meestal is ook deze drogredenering retorisch sterk. Je ziet het voor je, zo’n afkalvend korps. Dat moeten we inderdaad niet willen, denk je dan.
Wie de weerstand van de mariniers tegen de verhuizing beschouwt, vraagt zich af waarom Hans Hillen destijds eigenlijk besloot dat de kazerne naar Vlissingen moest. Waarom 185 kilometer verderop? Had hij geen mooie locatie dichterbij kunnen bedenken? Hillen vond het volstrekt logisch. Natuurlijk, Zeeland kon wel een economische impuls gebruiken, maar zijn belangrijkste argument was het feit dat in Vlissingen het standbeeld staat van Michiel de Ruyter. De 17de-eeuwse admiraal was de bedenker van de zeesoldaten, waaruit het latere Korps Mariniers voortkwam. Dus, zo redeneerde Hillen, moet de kazerne naar Vlissingen.
De drogredenering van Hillen heet met een chique Latijnse naam een ‘non sequitur’, letterlijk: het volgt er niet uit. Hillens conclusie dat het Korps Mariniers naar Vlissingen moet verhuizen, klinkt wel aardig, maar volgt niet uit de twee premisses: 1. Michiel de Ruyter was de bedenker van de zeesoldaten en 2. Zijn standbeeld staat in Vlissingen.
Als straks de bouw in Vlissingen doorgaat met als argument: ‘ We- hebben-er-al-zo-veel-in-geïnvesteerd’, kunnen we de derde denkfout in deze discussie noteren. Staatssecretaris van Defensie Barbara Visser waarschuwde vorige maand al dat het terugdraaien van de verhuizing een kostenpost betekent van tientallen miljoenen euro’s. Dit argument van de verloren-kosten klinkt nog overtuigender dan de andere twee. Maar het geld hebben we toch al uitgegeven, dat krijgen we er niet mee terug. Bij zo’n beslissing kun je beter naar de toekomst kijken dan naar het verleden.