Afgelopen weekend kreeg de slepende zaak van Lili en Howick, de Armeense kinderen die uitgezet dreigden te worden, een verrassend en positief slot. Terwijl premier Rutte de uitzetting vrijdagavond na de ministerraad nog ernstig verdedigde tegenover de pers, gebruikte staatssecretaris Harbers een dag later zijn discretionaire bevoegdheid en besloot dat de kinderen mochten blijven. Rutte had zichtbaar moeite om zijn poot stijf te houden. Hij begreep de emoties rondom deze zaak, maar soms moet je hard zijn, vond hij: 'Het besluit om Lili en Howick uit te zetten is de enige manier om draagvlak voor het asielbeleid te houden.'
Hoezo? Laten we zijn argumentatie eens nader beschouwen. Rutte zei letterlijk: 'Ik kan zeggen dat we het op een nette, fatsoenlijke manier doen, we letten er ook op of het in het land waar de mensen vandaan komen netjes geregeld is. Zou je het niet doen, (hij bedoelt zou je de kinderen niet terugsturen, SW) zou je zeggen dat het zo zielig is, wat ik ook vind, dan verlies je uiteindelijk draagvlak in de samenleving om mensen op te vangen die echt op de vlucht zijn, zoals uit Syrië voor een dictator die zijn eigen volk bombardeert.'
Rutte maakt hier een klassieke argumentatiefout: hij ontduikt de bewijslast. Hij beweert alleen, hij onderbouwt niet. We weten na zijn verklaring voor de pers nog steeds niet waarom een pardon voor Lili en Howick het draagvlak voor het asielbeleid zou ondermijnen. Maar Rutte is slim, hij zet retorisch taalgebruik in waarmee hij iets suggereert. Door de woordjes 'echt op de vlucht' en 'dictator die zijn eigen volk bombardeert' wil hij zijn gehoor imponeren en overtuigen. Oorlog, Syrië, dictator, dat is pas erg, moeten we dan denken. In tegenstelling tot Armenië; daar is het allemaal netjes geregeld.