'Verdraagzaamheid is hard werken, zo leerde ik, toen mijn vader ons huis aanbood als onderduikadres voor een Afghaans gezin met vier kinderen.'

Ik ben in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw opgegroeid met het idee dat het goed is om open te staan voor alles wat je niet kent, voor het andere. Ook als dat andere ingaat tegen je ideeën over hoe het leven geleefd moet worden, toch moet je het opbrengen om het met respect te benaderen. Tolerantie, zo kreeg ik bij geschiedenis en maatschappijleer te horen, is een van de kernwaarden van de Nederlandse cultuur, van de Nederlandse identiteit. Ik vond het mooi klinken en nam het klakkeloos aan, tot ik op mijn dertiende aan den lijve ondervond wat het betekent om iemand te moeten verdragen.

Mijn ouders werkten als vrijwilligers voor de stichting Vluchtelingenwerk. Wij waren gastgezin van een aantal vluchtelingen, mensen die midden in hun asielprocedure zaten. Mijn vader legde hen uit hoe Nederland, met al zijn wetten, instanties en procedures, werkt. En terwijl er eindeloos werd gewacht op beschikkingen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en uitspraken van de rechter, namen wij ze mee naar de Efteling en vierden we Kerst en Sinterklaas met hen, en zij met ons het Suikerfeest. Dat klinkt redelijk idyllisch en goed te doen voor een puber van dertien. En dat was het ook. Tot mijn vader op een dag, zonder dat eerst met ons te overleggen, ons huis aanbood als onderduikadres voor een Afghaans gezin met vier kinderen.

Ze hadden net te horen gekregen dat hun asielaanvraag definitief was afgewezen en dat ze diezelfde week nog zouden worden uitgezet naar Afghanistan. Van de ene op de andere dag deelde ik noodgedwongen huis-, slaap- en badkamer met mensen die ik niet kende, met wie ik niet kon spreken en die er gewoontes op na hielden die ik niet begreep. Het was een noodgeval, dat wist ik, maar toch voelde het als een inbreuk in mijn leven. Die situatie heeft hooguit twee weken geduurd, maar iedere dag voelde ik mijn geduld verder opraken. Van de ene op de andere dag was dat gezin verdwenen, geen idee waarheen, nooit meer iets van ze gehoord. Eerlijk gezegd was ik blij en opgelucht dat ze weg waren. Tolerantie, zo bleek, is hard werken.

Dat anderen ook hard hebben moeten werken om mij te verdragen, leerde ik op mijn negentiende. Tot die tijd had ik mijn opa beschouwd als een vriend, een grote vriendelijke reus wiens liefde voor mij onvoorwaardelijk was. Hij was een strenggelovig man, een gereformeerd christen voor wie een aantal dingen boven alle twijfel verheven waren. God bestaat. In de Bijbel staat hoe je moet leven. En het doel van het leven hier op aarde is het bereiken van het hiernamaals. Dat doel bracht ik in gevaar toen ik op mijn achttiende besloot een carrière in het theater na te streven.

Toen mijn opa dat hoorde vroeg hij mijn vader om mij vriendelijk doch dringend te verzoeken die droom op te geven. Toneelspelen was immers dansen voor de duivel en met een losbandig leven als acteur dreigde ik mijn plaats in het hiernamaals te verspelen. Mijn vader bracht zijn boodschap aan mij over en voegde daar gelukkig aan toe dat ik mijn leven vooral moest inrichten zoals ik dat zelf wilde. Dat heb ik gedaan. Ik werd aangenomen op de toneelschool en werd daar verliefd. Voor het eerst in mijn leven had ik een serieuze relatie… met een jongen. Met mijn keuze voor het theater had ik mijn opa ernstig teleurgesteld. Dat wist ik. Mijn plaats in de hemel was al onzeker geworden, maar homoseksualiteit was in de ogen van mijn opa definitief einde oefening.

Ik durfde het hem niet te vertellen. Ik was doodsbang dat hij aan een hartaanval zou bezwijken of dat ik uit de familie zou worden verstoten. Gelukkig wierp mijn moeder – de schat – zich op als brenger van de boodschap. Nadat zij hem het nieuws had verteld, viel er een stilte van ongeveer een kwartier. En toen sprak hij de woorden: 'Nou ja… het blijft toch je kleinzoon.' Natuurlijk had ik op dat moment op een iets warmere reactie gehoopt. Maar vanuit de oprechte levensovertuiging van mijn opa was dat geen mogelijkheid. Ik werd getolereerd. We hebben er nooit meer over gesproken.

De deugd van tolerantie

Later in mijn leven, tijdens mijn filosofiestudie, kwam ik een filosoof tegen die me – ook al was hij allang dood – haarfijn wist uit te leggen hoe lastig het soms kan zijn om de ander te verdragen, maar waarom het desondanks noodzakelijk is om de deugd van de tolerantie te blijven oefenen. Zijn argumenten raakten me om hun helderheid en overtuigingskracht en omdat ze in onze tijd onverminderd van belang zijn.

Een veelgehoorde klacht is dat tolerantie in Nederland is verworden tot een luie en onverschillige vorm van langs elkaar heen leven. Groepen gaan elkaar zoveel mogelijk uit de weg. Mensen trekken zich terug in hun vertrouwde leefwereld, waar ze alleen nog maar gelijkgestemden tegenkomen. Voor sommige mensen is dat voldoende. Zolang we elkaar maar niet de hersens inslaan. Tegelijk kun je je afvragen of er dan nog wel sprake is van samenleven in de ware zin van het woord.

In 1685 schreef de Engelse filosoof John Locke een brief over tolerantie. In een Europa dat verscheurd werd door godsdiensttwisten had John Locke aan den lijve ondervonden hoe onverdraagzaamheid een inbreuk op je persoonlijke vrijheid kan betekenen. Vanwege een politiek-religieus conflict in zijn thuisland Engeland vluchtte hij noodgedwongen naar Holland, waar hij in Amsterdam zijn beroemd geworden betoog voor de verdraagzaamheid schreef.

Volgens Locke wordt onverdraagzaamheid veroorzaakt doordat iedereen er een bepaalde levensovertuiging op nahoudt en mensen vaak zeer overtuigd zijn van de juistheid van hun eigen opvatting. Zodanig overtuigd dat ze vinden dat anderen die opvatting ook zouden moeten hebben en dat die opvatting met geweld aan anderen mag worden opgelegd. Een recent voorbeeld daarvan is natuurlijk IS.

Locke stelt daartegenover dat het onmogelijk is om iemands oprechte overtuigingen met dwang te veranderen. Je kunt mensen met geweld weliswaar dwingen om bepaalde kleren aan te trekken en zich op een bepaalde manier te gedragen, maar het is onmogelijk om mensen te dwingen in iets te geloven waar ze in hun diepste wezen niet van overtuigd zijn. Levensovertuiging is met andere woorden een zaak van het geweten van ieder individu. Tolerantie houdt in dat je het verlangen om iemand met geweld een overtuiging op te leggen negeert en mensen fysiek met rust laat.

De wereld is wat je doet, niet wat je denkt

Mensen zijn vaak heilig overtuigd van de waarheid van hun eigen opvatting. Dat geldt niet alleen voor gelovigen, maar evengoed voor atheïsten. Maar, zo stelt Locke, ieders levensovertuiging wordt bepaald door toevallige omstandigheden – de plaats en tijd waarin je geboren wordt, de ouders die je toevallig zijn toebedeeld en de mensen en boeken die je in je leven per toeval tegenkomt. Ondanks die toevallige oorsprong gelooft iedereen in de waarheid van zijn eigen weg. Maar, zo stelt Locke, geen rechter op aarde kan beslissen over de waarheid van een overtuiging. Over de juistheid of onjuistheid van de overtuiging van anderen kunnen we daarom het beste enige bescheidenheid in acht nemen.

Locke pleit ervoor om onze minachting en haat voor anderen niet in daden om te zetten, maar om de ander met respect te blijven bejegenen. Omdat, en dat is volgens mij zijn meest relevante argument ﹣ omdat jouw verdraagzaamheid het fundament is van je eigen vrijheid.

Mijn ervaring met het gevluchte Afghaanse gezin en het verhaal dat ik vertelde over de tolerantie van mijn opa lieten al zien dat ik niet de enige bent die een mening heeft over anderen. Anderen hebben ook een mening over mij. Als iedereen elkaar ondanks alle negatieve emoties met rust laat, dan heeft iedereen de vrijheid om te doen wat hij wil. Maar als jij je minachting en haat de vrije loop laat en erop los begint te meppen of anderen bedreigt en lastigvalt, dan zullen degenen die jou minachten en haten geneigd zijn om hetzelfde te doen. Gevolg: een inperking van jouw vrijheid.

Maar betekent dat dan dat we elkaar volledig met rust moeten laten en onverschillig langs elkaar heen moeten leven? Locke vindt van niet. Hij schrijft dat we verplicht zijn om gezamenlijk te blijven zoeken naar de juiste weg en de juiste ideeën. We mogen elkaar volgens Locke niet met rust laten. Zoek elkaar op en probeer elkaar te overtuigen. Niet met geweld, maar op basis van een beschaafde en respectvolle uitwisseling van redelijke argumenten. Locke adviseert ons om de ander in eerste instantie niet te veroordelen, maar om actief en geïnteresseerd door te vragen naar iemands argumenten en motieven. Ook dat klinkt heel mooi en zou ik klakkeloos willen aannemen, maar opnieuw de vraag: hoe werkt dat in de praktijk?

Laat ik die vraag eerst eens aan mezelf stellen. Wanneer heb ik zo'n actieve interesse voor de standpunten van anderen voor het laatst in de praktijk gebracht? Wanneer heb ik een homohater uitgenodigd voor een kop koffie, om te vragen waar zijn haat vandaan komt? Wat er in zijn ogen mis is met mij? Wanneer heb ik voor het laatst een PVV-stemmer gevraagd wat de problemen zijn die zij in het dagelijks leven tegenkomt; en of er een manier te vinden is om die problemen op een constructieve manier op te lossen. Wanneer heb ik aan een moslima gevraagd hoe ze denkt over Nederland; hoe zij haar toekomst ziet en de toekomst van haar kinderen? Op welke politieke partij ze stemt? Wat haar standpunten zijn over onderwijs, milieu, godsdienstvrijheid? Wat er in Nederland volgens haar zou moeten veranderen?

Eerlijk gezegd kan ik het me niet herinneren. Het is natuurlijk ook makkelijk praten. Maar de wereld is wat je doet, niet wat je denkt.

brainwash