Een voorbeeld van een heel andere orde: een fictie die niet voorkomt in de wetenschap maar wel in vele geloofssystemen: het leven na de dood, het hiernamaals. Vaihinger zegt: als we met z'n allen geloven of doen alsof er zoiets is als het hiernamaals, dan ontlenen we daar troost aan, dan geeft dat ons leven perspectief. Het is niet van belang of het werkelijk zo is, feit is dat het ons leven in de positieve zin sturing geeft.
Als je Vaihingers' theorie over ficties aanneemt, dan ga je ook mee in het centrale vraagstuk van zijn boek over het alsof: is het denken in de eerste plaats wel uit op overeenstemming met de werkelijkheid? Of zoals Ger Groot het zegt: 'Staan, met andere woorden, onze ideeën wel in een één-op-één relatie met de wereld?'
Het antwoord op die vraag is nee. Volgens Vaihinger is de zoektocht naar dé objectieve waarheid nutteloos en zelfs onmogelijk. De hamvraag is niet: is het waar? Maar: wat is het praktische nut van het doen alsof iets waar is? Werkt het? Word je er slimmer of gelukkiger van? Dan is het goed.
Je zou kunnen zeggen: zo'n opvatting is gevaarlijk de dag van vandaag. In een wereld waarin we misleid worden door alternative facts van Trump and truth isn't truth van Trumps persoonlijke advocaat Rudi Giuliani, kunnen de ideeën van Vaihinger gevaarlijk klinken. Alsof er geen onderscheid is tussen feiten en verzinsels, tussen waarheid en lariekoek. Het grote verschil is dat Vaihinger het heeft over gemeenschappelijke ficties – afspraken die we met elkaar maken – zie het voorbeeld van geld. Trump en Giuliani hebben hun eigen persoonlijke ficties die ze proberen – uit machtwellust – op te leggen aan anderen. Dat is manipulatie, geen fictie.
Persoonlijk vond ik het altijd frustrerend dat er een groot verschil zit tussen de werkelijkheidsbeleving van alfa's (geesteswetenschappen) en beta's (exacte wetenschappen): wetenschap is waardevol en echt, kunst is fantasie en een hobby, volgens sommige mensen en ministers. Vaihinger zet dat op losse schroeven. Fictie – het doen alsof – is niet iets leuks voor in de kunst, maar is onmisbaar: het is de crux van ons denken en voelen als mens.
De grote bevrijding die Vaihinger voor mij bracht is dat ficties dus niks te maken hebben met irrationaliteit, wilde fantasie of woeste verbeelding, maar dat ze efficiënte instrumenten of methodes zijn die ons kennis of geluk brengen. Ficties zijn collectieve aannames of theorieën waarvan we eigenlijk weten dat ze niet honderd procent juist of correct zijn. Die ficties zijn echter niet misleidend. Ze kunnen mooi, suggestief, maar ook nuttig zijn. Waarom nuttig? Omdat ze ons helpen om te gaan met wat anders de onbeheersbare complexiteit van de wereld zou zijn. Zonder ficties worden we overmand door de ingewikkeldheid van de dingen.
Fictie is dus onvermijdelijk in de existentiële zin, het is de essentie van alle religieuze systemen, maar ook het basisprincipe van alle vormen van kennisverwerving in de humane wetenschappen en in de harde wetenschappen. Ficties zijn niet alleen toelaatbaar, maar essentieel. Fictie mág niet (als hobby), het móet. Zonder fictie geen denken, zonder fictie geen geluk.